Nesjomme

Archiefmateriaal met een ziel

Nesjomme

Hoe zag Joods Amsterdam eruit in het Interbellum? Met honderden archieffragmenten en een meeslepend verhaal van een fictieve brievenschrijver, wil Sandra Beerends daarvan de ziel grijpen.

De fictieve Rusha, een Amsterdamse jonge vrouw van Joodse afkomst, pakt de pen op zodra haar broer na ‘de Grote Oorlog’ (1914-1918) naar Nederlands-Indië emigreert.

Ze schrijft hem gedurende het Interbellum over een veranderende, zich ontwikkelende hoofdstad, de hoopvolle tijdgeest, over hun misjpooche (familie) en haar eigen leven. Ze werkt, wordt volwassen, trouwt en heeft een kinderwens. En dan kondigt het oprukkende fascisme zich aan en de dreiging van een nieuwe oorlog.

Net als in haar wonderschone, prijswinnende archieffilm Ze noemen me Baboe (2019) bouwt Sandra Beerends een fictief personage met een meeslepend verhaal op uit talloze getuigenissen van mensen die werkelijk in dit tijdsgewricht, op deze plek en onder dezelfde omstandigheden leefden. De rijk gevulde en prachtig opgeschreven geschiedenis van Rusha, op aangename toon verteld door Rifka Lodeizen, wordt visueel ondersteund met honderden, deels niet eerder vertoonde beeldfragmenten. Die haalde Beerends uit allerhande archieven, van Beeld & Geluid en Eye Filmmuseum tot het Amsterdams Stadsarchief, en van het archief van het Joods Museum tot diverse internationale (privé-)archieven.

Wie Amsterdam goed kent kan veel historische locaties plaatsen, zoals bioscoop Tuschinski, de Transvaalbuurt en het IJ nabij het Centraal Station. Maar beelden van de Amsterdamse Jodenbuurt, die later grotendeels werd platgegooid om plaats te maken voor onder meer de Stopera, zijn voor de meeste kijkers nieuw. Al die buurtjes, straatjes, doorloopjes en gebouwen bestaan immers niet meer. Net zoals het majestueuze Paleis voor Volksvlijt, dat in dit verhaal ook een rol speelt.

Rusha’s levensloop biedt een inkijkje in de Amsterdamse diamantindustrie, in naaiateliers, de lompenhandel op het Waterlooplein en de Joodse Invalide, een verpleeginstelling voor bejaarden en gehandicapten waar Rusha uiteindelijk gaat werken. In Rusha’s verhaal komen daarnaast, soms direct, soms terloops, belangrijke Amsterdamse figuren voorbij, van bekende cabaretiers en ondernemers tot een sociale hervormer als wethouder De Miranda.

Rusha’s verhaal is er een van velen: ruim een eeuw geleden was een op de tien Amsterdammers van Joodse afkomst. Dus gaat deze geschiedenis ook over immigratie, religie, rituelen en antisemitisme – wat deze historische archieffilm eigentijds en urgent maakt.

De prachtige score van Alex Simu (die ook de muziek van Ze noemen me Baboe componeerde), met partijen voor onder meer piano, klarinet en viool, katapulteert je gevoelsmatig direct naar de vorige eeuw. Soms klinkt het speels, soms melancholisch – maar nooit dweperig of melodramatisch. Net als de intensieve beeldselectie moet ook het sounddesign monnikenwerk geweest zijn. Een meeuw, een regenbui, geroezemoes op de markt of vrolijke stemmen op een bruiloft: het zit er allemaal in.