Monos

Apenstreken in oorlogstijd

Alejandro Landes’ fascinerende, ongrijpbare Monos sleept ons mee in de chaos en wanorde van een groep tienerguerrilla’s, die het samen moeten zien te rooien op een afgelegen bergvlakte.

In zijn als documentaire vermomde speelfilmdebuut Porfirio (2011) speelde Alejandro Landes een geraffineerd spel met feit en fictie. Hij castte de echte Porfirio Ramirez Aldana, een Colombiaanse man in een rolstoel die een lokale beroemdheid werd nadat hij een vliegtuig kaapte – ja, echt. Landes liet Porfirio een variant op zichzelf spelen, en brouwde daaromheen een minimalistische fictieversie van diens leven in huisarrest.

Opvolger Monos is een compleet andere film. De maximalistische beelden van woeste bergvlaktes en weelderige jungles (geschoten door de Nederlandse cameraman Jasper Wolf) staan mijlenver van een documentaire-esthetiek, en bieden een schril contrast met het stoffige, dorpse minimalisme van Porfirio. Ook het allegorische, symbolisch geladen oorlogsverhaal speelt in een compleet ander register dan het aardse realisme van die eerdere film. Maar Landes’ fluïde omgang met de realiteit staat hier opnieuw centraal.

Want hoewel Monos zich afspeelt in een onbenoemd, sprookjesachtig niemandsland, en even tijdloos is als het verhaal van Lord of the Flies waarnaar overduidelijk verwezen wordt, is de film tegelijkertijd onlosmakelijk verbonden aan de dagelijkse realiteit van Landes’ thuisland Colombia, en de wankele vrede die daar op dit moment wordt opgebouwd na vijf decennia burgeroorlog.

De film draait om een kleine groep tienercommando’s, leden van een guerrilla-beweging die hoog in de ruwe bergen een afgelegen station bemannen. Daar komt ook de meerduidige titel vandaan – ‘mono’ betekent in het Spaans zowel ‘aapje’ als ‘schattig jochie’. De kids, die schuilnamen als Rambo, Lady, Smurf en Boom-Boom dragen, hebben maar twee taken: het in leven houden van melkkoe Shakira, en het bewaken van hun westerse krijgsgevangene (Julianne Nicholson), die ze enkel aanduiden als Doctora. Beiden gaan bepaald niet van een leien dakje, zoals te verwachten is wanneer je een groep losbandige en hormonale tieners alleen laat zonder volwassen begeleiding maar met een flinke lading wapens.

Landes geeft doelbewust vrijwel geen context aan zijn rebellen. Waar ze voor vechten; wie ze waren voor ze soldaat werden; waar dit alles zich afspeelt – het blijft allemaal in het ongewisse. Die ongrijpbare sfeer wordt extra aangezet met de vervreemdende tonen van componist Mica Levi, eerder verantwoordelijk voor de al even mysterieuze muziek voor Under the Skin en Jackie. Door zijn film los te zingen van elke specifieke plaats en tijd, boetseert Landes een verhaal dat tegelijk tijdloos is, en extreem specifiek over onze tijd gaat. De chaos en trauma’s van oorlog zijn van alle tijden, maar deze ‘schatjes’ komen onvermijdelijk voort uit het gewelddadige hier en nu.