Mona Lisa and the Blood Moon

Opnieuw zet Amirpour stereotypen vaardig naar haar hand

Mona Lisa and the Blood Moon

Ana Lily Amirpour trekt het southern gothic genre naar het neonverlichte heden aan de rafelranden van New Orleans, waar haar telekinetische titelheld onder strippers en drugsdealers een gemeenschap vindt.

Ana Lily Amirpour opent haar derde speelfilm Mona Lisa and the Blood Moon met een effectieve sfeerschets van twee locaties die horrorfans bekend voor zullen komen. Eerst is er het moeras van de Noord-Amerikaanse zuidkust, de bayou, gevat in zompige duisternis met kwakende kikkers op de geluidsband. En dan een isoleercel in een gekkenhuis, met de klassieke kussens tegen de wanden en de al even klassieke vileine verpleegster.

Die archetypen zal Amirpour met haar film vervolgens opschudden, door ze te laten botsen op de hedendaagse realiteit. Mona Lisa and the Blood Moon is southern gothic, maar trekt dat subgenre naar het verarmde, drugsverslaafde, neonverlichte heden van New Orleans. Het is een horrorfilm over geestesziekte met een meer inclusieve benadering van mentale aandoeningen dan dat genre normaal gesproken vertoont. Waarin het angstbeeld van vrouwelijk geweld weerwoord en legitimatie wordt geboden door de alomtegenwoordigheid van mannelijke onderdrukking.

In die isoleercel introduceert de film titelheld Mona “Lisa” Lee (Jeon Jong-seo, uit Burning), die er die plaaggeest van een verpleegster weet te overmeesteren en dan het moeras in vlucht. Zo gauw haar verdoving is uitgewerkt, blijkt ze niet gek te zijn maar een gave te hebben. Mona kan met haar gedachten andermans handelen beïnvloeden – specifieker: dat van mannen.

Die bovennatuurlijke kracht komt haar goed van pas als ze wordt opgejaagd door politieagent Harold (komiek Craig Robinson) of als drugsdealer Fuzz (Ed Skrein) haar zijn bed in probeert te praten. En wordt een inkomstenbron als Mona onderdak vindt bij paaldanser Bonnie (Kate Hudson) en haar autistische tienerzoon Charlie (Evan Whitten). De stuntelige agent, de stripper met een hart van goud, de volgetatoeëerde dealer, de nerdy autist: ook dat zijn stereotypen die Amirpour vaardig naar haar hand zet.

Dat spel met genres en stijlfiguren speelt ze hier lang niet zo strak en gecontroleerd als in haar overrompelende speelfilmdebuut A Girl Walks Home Alone at Night (2014). De brille van die film wist Amirpour ook in haar tweede film The Bad Batch (2016) of in de vele afleveringen van tv-series die ze in de tussentijd regisseerde niet te evenaren.

Toch smaakt Mona Lisa and the Blood Moon vooral naar meer; wat zou er gebeuren als Hollywood Amirpour nu eens écht de ruimte gaf om uit te pakken? De film is episodisch en meanderend, maar nergens doelloos. Wel rafelig, rommelig, misschien zelfs wat onaf; onder meer door het gebruik van overstuurde digitale beelden die op de rand van lelijkheid balanceren – en daar in de ogen van sommigen misschien overheen schieten.

I’m gonna see you in the sequel”, krijgt iemand in de slotakte van de film naar zijn hoofd geslingerd. Ik zeg: kom maar op.