Let the Right One In

Vreemd buurmeisje

Let the Right One In

Bloeddrinkers en borreldrinkers wisselen elkaar af in het Zweedse plaatsje waar Let the Right One In zich afspeelt. Regisseur Alfredson wisselt trage, huiselijke observaties af met bloederige shots.

Vampiers zijn tragische figuren, wisten Murnau en Herzog al. De Zweedse regisseur Tomas Alfredson geeft weer een andere draai aan het vampiergenre door er een onderkoeld drama van te maken. Zo komen liefhebbers van horror en van psychologisch drama allebei aan hun trekken. Wie van beide genres houdt, is spekkoper.

Let the Right One In (Låt den rätte komma in) is tragisch zonder tranen, griezelig zonder effectbejag en dramatisch zonder larmoyantie. De troosteloze locaties maken de film het aanzien waard: een verlaten speeltuintje, een donker viaduct, café Sun Palace. Hier speelt zich een groots drama af, maar de bewoners reageren doorgaans ingehouden op de vreemde gebeurtenissen. Moorden worden gepleegd, kinderen worden gepest, vriendschappen worden verbroken: het leven kabbelt verder.

Hoofdpersoon is het twaalfjarige jongetje Oskar (let op: dit is geen kinderfilm) dat anno 1982 een knipselmap bijhoudt met gruwelijke moorden, foto’s van messen en bloedbaden in Beirut. Vlak onder zijn neus worden zijn fantasieën werkelijkheid, maar hij is ondertussen bezig met andere dingen, de vriendschap met zijn vreemde buurmeisje bijvoorbeeld.

Een buurmeisje dat bloed blijkt te drinken. Niet dat dit hem iets kan schelen. De stoïcijnse houding van zijn leraren, ouders en buren heeft zich ook in dit kind genesteld. En dat is waar Let the Right One In eigenlijk over gaat.

Hijskraan
Originaliteit kan Let the Right One In niet ontzegd worden. Tomas Alfredson wisselt trage, huiselijke observaties af met bloederige shots die de horrorliefhebber niet van de film zullen vervreemden. Zwarte humor ontbreekt ook niet, hoewel vaak subtiel gebracht. Het shot van een hijskraan die een in het ijs vastgevroren lijk optilt krijgt iets tragikomisch doordat de benen en de armen er nog uitsteken.

Akelig is de relatie tussen het buurmeisje en de oudere man met wie ze in een kaal huis woont (haar vader? haar lotgenoot?). En dan zijn er de interessante bijfiguren die in korte scènes goed getypeerd worden, zoals de gescheiden vader die met Oskar een gezelschapsspelletje doet maar onverwacht bezoek krijgt van een vriend, die duidelijk alleen om de drankfles is gekomen, waarna de gastheer maar al te graag het spelletje verruilt voor een borrelglaasje.

Zulke afgemeten huiselijke taferelen worden afgewisseld met bizardere gebeurtenissen, maar de afgewogen toon en het lage tempo blijven hetzelfde. De eindscène is het beste deel van de film. Hierin drijft Alfredson ineens de spanning op die de rest van de film (bewust) ontbeert, en weet hij visueel nog meer te verrassen.