Les invisibles

Gele hesjes met humor

Het Franse feelgood drama Les invisibles toont de wereld van daklozenopvang als eentje van bureaucratische rompslomp en minuscule overwinningen. Humor is het enige wapen tegen het gevoel van machteloosheid.

Met de aanhoudende gele-hesjesprotesten tegen sociale ongelijkheid in Frankrijk kan Louis-Julien Petits Les invisibles bijna niet dichter op de tijdsgeest zitten. Net als de recente demonstraties lijkt Petits film geboren uit een gevoel van onrecht en machteloosheid: een opvanghuis voor dakloze vrouwen wordt ondanks de behaalde resultaten zonder pardon wegbezuinigd. Wanneer niemand omkijkt naar de groep die door het besluit in de kou komt te staan, neemt een aantal gedreven begeleiders (gespeeld door onder anderen Corinne Masiero uit Louise Wimmer, 2011) het heft in handen: ze kraken een pand en beginnen een clandestiene opvang. Op eigen houtje, in de steek gelaten door de regering, want die voert toch niets uit.

Wat Les invisibles onderscheidt van de protesten is dat de film die machteloosheid te lijf gaat met humor. Waar de straten van Parijs in de fik staan, worden ze in Les invisibles gladgestreken met goede intenties en een positieve insteek. Het leven is niet makkelijk, houdt een van de begeleiders haar zwervende cliënten voor, maar wat hebben we anders – stroop je mouwen op en maak er wat van. Net als in zijn twee vorige films (Discount uit 2014, waarin de automatisering banen bij een supermarkt bedreigt, en Carole Matthieu uit 2016, over machtsmisbruik in de psychiatrie) toont regisseur Petit zich een filmmaker met een groot hart, die mensen in nood met waardigheid en empathie een podium kan bieden.

Bij vlagen kijkt Les invisbles dan ook als een warme en grappige feelgoodfilm, die met sympathie de gemankeerde levens van zijn hoofdpersonen vastlegt. Net zoals de Nederlandse filmmaker Ramón Gieling recentelijk deed in zijn The Disciples – een straatopera (2018), worden die hoofdpersonen ook hier door echte daklozen gespeeld. In Gielings film gaf dat een grillig effect, maar Petit kneedt echte acteurs uit de groep vrouwen die hij voor zijn film castte. Hij onderzocht jarenlang de levens van een groep dakloze vrouwen in Noord-Frankrijk en modelleerde zijn sce­nario naar hun verhalen. Les invisibles wordt zo opgesierd door een keur van interessante personages maar behoudt tegelijk een documentair karakter – versterkt door de vluchtige montage en het handheld camerawerk dat het onzekere leven op straat spiegelt.

Minder overtuigend zijn de kolderieke scènes met professionele acteurs en gekunstelde plotwendingen die het verhaal naar een feelgoodfinale moeten leiden. Het is een valse noot in een film die soms tot iets wezenlijks weet te komen. In de mooiste en meest betekenisvolle scène is te zien hoe de stad langzaamaan haar deuren sluit voor de groep daklozen. Afdakjes worden van ijzeren spijlen voorzien, bankjes worden onbeslaapbaar gemaakt, een tentenkamp op een braakliggend terrein wordt afgebroken. Daarna volgt de bureaucratische rompslomp waarin de groepsleiders zich bevinden. Niet te veel begeleiding, is de opdracht vanuit de gemeente, anders leren die daklozen het nooit. Dat de uiteindelijke overwinning slechts een opgeheven hoofd kan zijn, is dus ook niet zo verwonderlijk.