Le tableau volé
Kunst, geld en andere ergernissen
Manipulaties, leugentjes, sluwe spelletjes en het inschatten van verborgen bedoelingen is niet alleen iets voor kunstveilingen. (Bijna) iedereen doet het.
Het schilderij zelf – het door de nazi’s ingepikte en ruim zestig jaar later teruggevonden meesterwerk van de Oostenrijkse expressionist Egon Schiele – is niet het belangrijkste in Le tableau volé. Dat proef je direct wanneer Pascal Bonitzer met merkbaar genoegen de omgangsvormen schildert in het wereldje van de kunsthandel. En daarbuiten.
André Masson (Alex Lutz), de arrogante expert bij het fictieve veilinghuis Scottie’s, laat geen gelegenheid voorbijgaan om zijn stagiair Aurore (Louise Chevillotte) te kleineren. Gehaat worden doet hem niets, beweert hij, want dat ‘is goed voor de neuronen’. Zij denkt er het hare van en neemt ook geen blad voor de mond. In een telefoontje met een vriendin merkt ze op: “Neuken? Nee hij komt klaar van verkopen.”
Dan krijgt deze Masson bericht van de vondst van Schiele’s verloren gewaande Verwelkte zonnebloemen. Deze hommage aan Van Gogh is opgedoken bij de jonge fabrieksarbeider Martin (Arcadi Radeff). Vermoedelijk vals, menen Masson en zijn collega en ex-vrouw Bertina (Léa Drucker) spottend. Eenmaal oog in oog met het schilderij schieten ze in een zenuwlach. Het werk is echt! Kapers op de kust dus. Erfgenamen in het spel. Nu moet Masson sluw en strategisch alles op alles zetten. Niet alleen draait in deze kunstwereld alles om geld, ook zijn reputatie staat op het spel.
Die vondst van het schilderij is historisch. De verdere verwikkelingen zijn grotendeels fictief, al liet Bonitzer zich wel inspireren door interviews met mensen uit het wereldje.
De zeer ervaren, hoewel bij ons niet heel bekende Bonitzer (onder veel meer coscenarist van Verhoevens Benedetta, 2019) zoomt vooral in op de beroering bij een breed scala aan betrokkenen – van de rijke elite tot de behoorlijk geschrokken Martin, die verward om zich heen kijkt en nog het meest recht door zee is: “Ik wil geen bloed aan mijn handen.”
Maar die begerigheid rond het kunstwerk is niet het meest boeiende aspect van de film. Beslist vermakelijk, en toch serieus genoeg, is de spiegel die Bonitzer ons allemaal voorhoudt. Hij toont de ergernissen en de kleine leugentjes, mensen die elkaar het ene moment in de haren zitten en het volgende moment onverwacht openhartig zijn over sluimerende persoonlijke pijnpunten.
In die algemenere zedenschets is Bonitzer soms een tikje demonstratief, maar hij vindt toch een goede balans tussen drama en humor. Overtuigende personages, rake details en kleine puzzelmomentjes maken dat het aangenaam kijken is. Met een aansprekend acteursgezelschap zet Bonitzer scherp neer hoe snel iets kan ontvlammen als we het gevoel hebben dat achter ieder woord iets anders schuil kan gaan.