Le mépris

Het huis van de cinema

Le mépris

Een jaar na de dood van Jean-Luc Godard komt zijn meesterwerk Le mépris terug in de bioscopen in een nieuwe 4K-restauratie. Een film die elke nieuwe generatie opnieuw kan ontdekken en die elke oude generatie opnieuw moet interpreteren, zo raak en visionair was deze film-over-film.

Toen Jean-Luc Godard en al die anderen van de Nouvelle Vague eind jaren vijftig films begonnen te maken, wisten ze natuurlijk ook niet dat ze waarschijnlijk de invloedrijkste stroming uit de filmgeschiedenis hadden verzonnen. Nu een jaar na de dood van Godard zijn meesterwerk Le mépris (1963) terug in de bioscopen komt, heeft het ook wel iets ontroerends en vertederends om de film weer eens in volle glorie te mogen aanschouwen. In CinemaScope, zoals Godard met zijn sonore stemgeluid tijdens de openingsbeelden vertelt. En in Technicolor, zoals achterop de witte overalls van de cameralieden in de slotscène is te lezen. Het beste formaat en kleurenmateriaal wat de cinema begin jaren zestig te bieden had.

Wie goed kijkt ziet in die laatste scène ook de jonge Godard zelf opduiken: hij ‘speelt’ de first AD van regisseur Fritz Lang, die zichzelf ‘speelt’ in een plot over een Franse schrijver die door een Amerikaanse producent wordt ingehuurd om het script te herschrijven van een Italiaanse verfilming van Homerus’ Odyssee geregisseerd door een Oostenrijkse regisseur die op de vlucht voor de nazi’s in Hollywood belandde.

De film is losjes gebaseerd op het boek Il disprezzo (1954) van Alberto Moravia (in het Nederlands vertaald als De minachting). Dat focust vooral op de huwelijkscrisis van de schrijver (in het boek een theaterauteur), die zich steeds verder van zijn vrouw voelt vervreemden en niet weet of dat komt doordat hij jaloers is op de aandacht die de producent aan zijn vrouw besteedt of omdat er – geheel in de geest van de existentialistische jaren vijftig – een andersoortige, meer existentiële malaise aan ten grondslag ligt. Wat bij Jean-Paul Satre ‘walging’ heette, is bij Moravia ‘minachting’: een plotseling besef niet te kunnen ontsnappen aan de zinloosheid van het bestaan. Dat is niet alleen een post-Tweede-Wereldoorlog-gevoel, maar ook een post-post-truth-ervaring.

Cinema de bébé
Die laatste scène is overigens opgenomen op het dak van wat de film pas echt beroemd heeft gemaakt – beroemder dan de hoofdrollen van Michel Picolli en Brigitte Bardot als het echtpaar, beroemder dan al z’n slimme terzijdes over de dood en de toekomst van de cinema – namelijk de locatie, de villa Casa Malaparte.

Die iconische plek herken je zelfs als je nu pas voor het eerst in je leven Le mépris gaat zien: de rode bakstenen doos, met z’n eindeloze piramideachtige trappartij die een van de smalle kanten bedekt, gebouwd op een rotspunt van het Italiaanse eiland Capri. Het behoorde ooit aan de schrijver Curzio Malaparte (die twee boeken over de Tweede Wereldoorlog schreef), en dat is dan ook meteen weer zo Godard, die het nooit naliet om ergens in een leeg plekje van zijn film een cultuurhistorische verwijzing te verwerken. Een film mag dan volgens een aan hem toegewezen uitspraak niet veel meer nodig hebben dan ‘a girl and a gun’ (het citaat is eigenlijk van D.W. Griffith), maar een huis is bij Godard nooit zomaar een huis. Alles is een betekenisdrager.

Dat hij Fritz Lang vroeg om de regisseur te spelen is ook niet toevallig: Lang was een van de auteurs die door de Nouvelle Vague bewonderd werd. Wat Truffaut had met Hitchcock, had Godard met de regisseur van Metropolis (1927), M (1931) en Dr. Mabuse, der Spieler (1922). Een jaar na de opnames van Le mépris nam Godard een interview met Lang op, dat in 1967 werd uitgebracht onder de titel Le dinosaure et le bébé (zie YouTube).

Maar Godard was natuurlijk geen bébé. Hij mag dan een prille dertiger zijn geweest toen hij Le mépris maakte, het was al zijn zesde speelfilm. Een jaloersmakende productiviteit – en kwaliteit.

Godard en de vrouwen
De reden dat de Nouvelle Vague, en alle nieuwe golven die Godard daarna in zijn eentje nog uitvond (video-essayist, installatiekunstenaar, politieke deconstructivist, mopperkont en lyricus), zo toonaangevend kon worden was ook omdat ze de juiste vernieuwingen op het juiste moment lieten zien. Omdat ze de eersten waren.

En omdat ze films maakten die puur cinema zijn, goede verhalen vertellen, eventueel in een aansprekend genre, maar tegelijkertijd films die – de ene keer opzettelijker dan de andere – ook een onderzoek zijn naar de eeuwige vraag ‘wat is cinema?’, omdat dat nou eenmaal elk decennium nodig is, want anders stagneert de boel. Dat zelfbewustzijn, dat soms een beetje tarten van de boel, dat is misschien wat film als kunst anders maakt dan film als commercie.

Le mépris heeft elke keer dat je hem bekijkt iets anders te bieden. Ook elke keer iets anders wat je ergert. Godard en de vrouwen is elke keer een probleem, ook toen al. Wie Nina MenkesBrainwashed (2022) heeft gezien, kan nooit meer onschuldig kijken naar de openingsscène waarin een naakte Brigitte Bardot, op haar buik op bed, aan Michel Piccoli vraagt of hij haar mooi vindt. Het is zowel een illustratie van als een commentaar op de male gaze, op mannen die naar vrouwen kijken en vrouwen die kijken naar hoe mannen naar hen kijken. Het is om te lachen en bijna niet te doen.

Zelfs als dat toen niet de bedoeling was, is die scène zo sterk dat het nu, zestig jaar verder, de bedoeling is geworden. Misschien is dat ook een betekenis van, of een spelletje met het woord visie-onair.