La rafle.
Razzia in Parijs
Maar al te graag deporteerden de Parijse autoriteiten in de zomer van 1942 in opdracht van de nazi’s dertienduizend joden.
Pas in 1995 bood toenmalig president Jacques Chirac namens Frankrijk zijn excuses aan voor de medewerking die Parijse politieagenten en ambtenaren hadden geleverd aan de arrestatie en deportatie van dertienduizend joden op 16 juli 1942. Maar de Franse cinema heeft zich nooit aan die geschiedenis durven branden. Joseph Losey verwees weliswaar zijdelings naar de gebeurtenissen in Mr Klein maar La rafle. is de eerste film die het hele verhaal laat zien. De film toont de gebeurtenissen in de dagen voorafgaand aan de razzia en laat vervolgens zien hoe mensen in de weken daarna onwetend in doorvoerkampen verbleven tot ze uiteindelijk in Poolse vernietigingskampen terechtkwamen.
Over de filmische verbeelding van deportaties en het verblijf in vernietigingskampen is eindeloos veel geschreven, onder meer naar aanleiding van Nuit et brouillard van Alain Resnais en Steven Spielbergs Schindler’s List. Over hoe je dat in beeld kunt brengen, in beeld mag brengen, over hoe elke dramatisering afbreuk doet aan de gruwelen, over de kitsch en pornografie van het beeld, over hoe alleen de verschrikkelijke feiten ertoe doen. Zoals het kille feit dat de Parijse razzia ‘Operatie Lentebries’ heette. Waarom zou je zoiets verschrikkelijks nog willen dramatiseren?
Schoen
Voor alle duidelijkheid, La rafle. gebruikt melodrama en kitsch om het verhaal van de razzia te vertellen. Het gebruikt het melodrama van jammerende kinderstemmen en de kitsch van het beeld van een achtergelaten schoen om de kijker te overtuigen van de gruwelen. Want dat het de kijker wil overtuigen, dat is duidelijk. Ook is duidelijk dat het geen verantwoord historisch document wil zijn. Het wil een groot publiek bereiken en dat publiek vertellen wat er rond die zestiende juli 1942 gebeurde en hoe politie en ambtenarij daar medeschuldig aan waren. Vandaar dat voor deze vorm is gekozen.
De beangstigende gedachte dringt zich daardoor op dat die hele historische discussie over de gewenste manier van verbeelden door de tijd is ingehaald. Dat nu koste wat kost getoond en herinnerd moet worden en dat het er niet meer toe doet hoe dat gebeurt. Omdat nieuwe generaties onvermijdelijk van alles zullen vergeten. Wanneer wij cinema over de Tachtigjarige Oorlog maken, buigen we ons ook niet over morele implicaties van onze verbeelding.
Het geeft het kijken naar La rafle. iets dubbelzinnigs. De kleurrijke decors, de aandachtig samengestelde kostuums en de vet aangezette onschuld van alles wat geen uniform aan heeft, doen je steeds weer beseffen dat de gruwelen gespeeld worden, dat een scenarist hier heeft lopen puzzelen op zoek naar maximaal effect. En niet met al te best resultaat want er rammelt van alles. En toch ontroert het allemaal. En maakt het woedend. Dat doen deze verhalen bijna altijd. Maar het is niet de fictie die dat doet. Het zijn de feiten die door het verhaal heen komen zetten die het doen. De feiten die zich gelukkig nog steeds niet laten wegdrukken. De vraag alleen is of nieuwe generaties dat ook zo zien.