LA MADRE MUERTA
Het kind van de rekening
Sinds een aantal filmfestivals weten we dat de Spaanse cinema meer omvat dan Carlos Saura en Pedro Almodóvar. Het aanstormend talent komt uit Baskenland — het rijke gebied in het Noorden dat weigert zich Spanje te noemen. Vacas-regisseur Julio Medem filmt er, en nu ontdekken we zijn vriend Juanma Bajo Ulloa. Ze hebben veel gevoel voor vormgeving. De inhoud dreigt daardoor een ondergeschoven kindje te worden.
Juanma Bajo Ulloa was 26 toen hij La madre muerta voltooide. De film stamt uit 1993: een ambitieus project op cinemascope-formaat na zijn geprezen speelfilmdebuut Alas de mariposa. Opgenomen ten zuiden van de autonome regio País Vasco, wordt in zijn tweede film geen Baskisch maar verstaanbaar Spaans gesproken. Het zijn slimme jonge filmmakers die zich manifesteren aan de Rand van Europa. Ze richten zich op de grotere markt van het gehele binnenland en, via Europese MEDIA-subsidie, ook op het buitenland.
Het is te vroeg om van een beweging te spreken, ofschoon er wel degelijk gemeenschappelijke kenmerken zijn aan te wijzen in het Baskische golfje. Ook een uiterst gewelddadige film als Salto al vacio van Daniel Calparsoro past in deze ontwikkeling. In La madre muerta keert een aantal populaire motieven terug. Het geweld kan een spiegel zijn van de verscheurde samenleving. Of het duidt op de verkoopbaarheid van de misdaad aan het sensatiebeluste publiek. Het kan ook gewoon mode zijn.
Een ander kenmerk is de grote nadruk op het uiterlijk van de film. Het camerawerk bevat verrassende standpunten van gekleurd uitgelichte ruimtes. De Dolby-geluidsband is een toonbeeld van de accentuering van gefilmde handelingen door middel van opnametechniek. Maar met zoveel Europese collega’s die broeden op een originele invalshoek kan men niet stellen dat de vondsten in La madre muerta nooit eerder zijn vertoond.
Vuilbekkerij
Bajo Ulloa’s sterke visuele instelling biedt echter onvoldoende compensatie voor het gemis aan opbouw en uitwerking van de synopsis. Waar gaat La madre muerta over? De openingssequentie introduceert een man (Karra Elejalde) die inbreekt in een huis. Jaren later blijkt dezelfde man in een bar te werken. Wat rauw op de maag valt, is dat hij een pathologische neiging heeft tot geweldpleging en niet terugdeinst voor de meest grove moorden. Daar staat tegenover dat hij een fobie heeft voor vuil en er niet tegen kan als anderen vloeken. Wanneer de bareigenaar er op blijft hameren dat de voordeur zo dicht moet zijn als de kont van een vrachtwagenchauffeur, brengt zijn ondergeschikte (die we leren kennen als Ismael) hem koelbloedig om zeep.
Als het Bajo Ulloa te doen is om de kijker geschokt achter te laten, lukt hem dat zeker. Nog vóór de filmtitel wordt Ismael gekenschetst als een schoft, wanneer hij de chocolade wegsnaait van de kinderstoel van het meisje dat hij zojuist wees heeft gemaakt. We zijn automatisch tegen de misdadiger. Na de moord op de getapte bareigenaar laat de regisseur Ismael met volle mond alles vertellen aan zijn vriendin Maite (Lio). Vanaf nu wordt de kijker gedwongen het verhaal van de crimineel en zijn aanbidster vanuit hun perspectief te volgen.
Geketend
Ismael ziet het weeskind uit de eerste scène terug in de tuin van een krankzinnigeninrichting. Hij raakt ervan overtuigd dat zij hem ook herkent, ondanks het feit dat ze alleen maar zwijgend voor zich uit zit te staren. Een amorele geest kent geen remmingen. Het moordstel ontvoert de geestelijk gehandicapte — een inmiddels mooie jonge vrouw die Leire heet (Ana Alvarez, op diverse festivals bekroond voor haar spel). Maite wil aanvankelijk hun eeuwige geldnood lenigen door losgeld voor de op bed vastgeketende Leire te eisen. Als ze merkt dat Ismael zich bovenmatig voor de gevangene gaat interesseren, dringt ze aan op het opruimen van het meisje. Hier ligt de bron van conflict tussen twee mensen met wie de kijker zich moeilijk kan identificeren. Overigens is Leire dermate levenloos dat ook haar lot betrekkelijk koud laat.
In de loop van de film wordt Maite een fascinerend karakter. Alles wat ze doet, is uit eigenbelang — haar blinde liefde voor de botte Ismael. Ze is geen haar beter dan haar kompaan, maar wel bereid om uit jaloezie tot het uiterste te gaan. Dat wekt mededogen. Helaas worden we van de motieven van de hoofdpersoon zelf niets wijzer. Zijn agressieve neigingen worden niet onderbouwd, waardoor de uitbarstingen van geweld de film iets verontrustend moderns, maar tegelijk vrijblijvends geven.
Wat zou de reden zijn om een roofmoordenaar tot onderwerp te verheffen als Bajo Ulloa’s script niets doet om diens voorgeschiedenis op te helderen? Het sujet heeft zijn recht om verliefd te worden (?) op het meisje uit het gesticht (!) allang verspeeld. Dat is niet sneu voor hem, dat is net goed. De regisseur verdient aandacht. Het is duidelijk dat er ook trendy moordthrillers van het Iberisch schiereiland komen. Maar hopelijk denkt Bajo Ulloa, nu hij wat ouder is, nog wat langer na over zijn scenario’s.
Kees Hogenbirk