Kenau

Het manwijf van Haarlem

Una mujer?” De aanvoerder van de zojuist teruggeslagen Spaanse legermacht kan het nauwelijks geloven. Monic Hendrickx als de feministe avant-la-lettre die de cojones en het vrouwenleger had om de Spanjaarden te weerstaan tijdens het Beleg van Haarlem.

De vaderlandse geschiedenis kent veel mooie, nauwelijks ontsloten episodes en het verhaal van Kenau Simonsdochter Hasselaer (1526-?) is er beslist één van. De Haarlemse weduwe nam in 1562 de scheepswerf van haar man over en speelde tijdens de Tachtigjarige Oorlog een opvallende rol in de verdediging van Haarlem. De reputatie van de vrouw die vocht ‘als een man’, leeft voort in het hedendaagse gebruik van het woord kenau.

Scenaristen Karen van Holst Pellekaan en Marnie Blok beschouwen het duidelijk als een geuzennaam. “We wilden niet alleen dat historische verhaal vertellen en de rol belichten die vrouwen tijdens oorlogen spelen”, schrijven ze als toelichting op de film. “We wilden vooral ook een ontroerende en ‘lekkere’ film maken.” Aan regisseur Maarten Treurniet (De Heineken ontvoering) de taak om die te schieten met behulp van de nodige cgi en een opnamefaciliteit in Boedapest.

Kenau (Monic Hendrickx) wordt in de openingsscènes geïntroduceerd als een moderne zestiende-eeuwse zakenvrouw die er geen probleem mee heeft een rijke notabele op zijn nummer te zetten of een man uit het water te redden. Bij het avondeten gaat ze haar dochters Gertruide (Lisa Smit) en Kathelijne (Sallie Harmsen) voor in gebed: “In de naam van de moeder, de dochters en de Heilige Geest.” Met de opstand van Willem van Oranje of kapitein Wigbolt Ripperda (Barry Atsma) tegen de katholieke overheersing, wil Kenau aanvankelijk niets te maken hebben. Dat verandert wanneer haar jongste dochter in handen van de Spanjaarden valt. Zeven maanden zou het beleg uiteindelijk duren en de vrouwen van Haarlem zouden zich, onder leiding van Kenau, “tot het uiterste verzetten.”

Statige retoriek, dat laatste. De scenaristen blijven Kenau maar beginselverklaringen in de mond leggen: “Ik blijf vechten voor die vrijheid! Voor onze kinderen! Voor Haarlem!” Secondaire plotlijntjes als haar moeizame relatie met dochter Kathelijne of de voorzichtig opbloeiende verstandhouding met Ripperda (“U doet mij weer versteld staan mevrouw.”) zijn bedoeld om de heldin wat meer dimensie te geven, maar erg diepgaand of verrassend kun je die nauwelijks noemen. Waarom niet de cojones gehad om van Kenau een echt interessante bitch te maken?

Aan de andere kant van de stadsmuren staat ondertussen de clichématig sinistere legerleider Don Fadrique de Toledo (Pau Coléra). Het Spaanse leger houdt zich vooral bezig met de Haarlemse vrouwen, totdat de syfilis toeslaat. Wanneer Fadrique zijn bedgenote verklapt dat hij de muren van Haarlem met buskruit wil opblazen, ontbreekt zelfs het sardonisch gelispelde ‘Boem!’ niet.

Het zijn de gebruikelijke helden- en schurkenclichés, en die maken van Kenau uiteindelijk niet veel meer dan een met enige vaart gebrachte, simplistische avonturenfilm. De winterse scène waarin witgeklede vrouwen op schaatsen een Spaans voedseltransport overvallen is één van de betere momenten. Zulke scènes drukken je echter ook met de neus op het feit dat de Haarlemse hongersnood, na zeven maanden, nooit voelbaar wordt, dat de gevechten spannender hadden gekund en dat zelfs een deels fictief verhaal geen ál te groot loopje mag nemen met de geloofwaardigheid. Kenau die ongemerkt het Spaanse kamp binnensluipt met een vaatje buskruit?

Een “Braveheart met vrouwen” moest het worden, volgens de persmap. Akkoord, met enige goede wil, maar de fascinerende vrouw die Kenau Simonsdochter Hasselaer ongetwijfeld was verdiende meer.