Kabul, City in the Wind

Zorgen voor een onmogelijke boom

Een boom, een droom, een lied. In dit impressionistische portret van Kabul toont debutant Aboozar Amini fragmenten van het leven in een door terreur bijna tot stilstand gekomen stad.

Op een gortdroog stukje grond op de heuvels rond Kaboel heeft een man een boom geplant. Die man is de vader van de jonge tiener Afshin en zijn broertje Benjamin. We ontmoeten hem maar kort, op een begraafplaats voor de slachtoffers van een grote terreuraanslag, waar hij zijn zoons mee naartoe neemt. Kort daarna vertrekt hij naar Iran. Waarom precies blijft in het vage, maar zijn gevoel van dreiging heeft te maken met zijn aanwezigheid in de menigte waar die slachtoffers vielen: een grote demonstratie van leden van de Hazara-minderheid, waar twee IS-strijders zich opbliezen.

De Afghaans-Nederlandse filmmaker Aboozar Amini filmde dit stadsportret in het westelijke deel van Kabul, waar veel Hazara wonen. Naast de twee broertjes volgt hij ook een buschauffeur die dagelijks in een gammele bus de stad doorkruist waar IS en de taliban een wedloop in terreur houden. Tegen de moeilijkheden van alledag heeft Abas twee remedies: hasj en zang. Als hij zingt, vergeet hij alles.

Abas is een sympathieke nietsnut, een type waar de Coen-broers een heel film- scenario omheen zouden kunnen schrijven. In een hilarische scène biecht hij op hoe hij zelf zijn nog af te betalen autobus heeft gesaboteerd in de desperate waan dat hij daarmee zijn geldproblemen kon oplossen. Zijn vrouw rekent in financieel opzicht al nergens meer op en houdt met haar borduurwerk het gezin draaiende. Zonder verwijt, zo te zien, en in een hartverwarmende scène waarin Abas met zijn kinderen speelt, begrijpen we waarom.

In Kabul lijkt het, zoals de titel al suggereert, non-stop te waaien, wat de stad in een fotogenieke stofsluier hult. Dat wazige beeld trekt Amini door in shots waarin hij zijn protagonisten recht voor de camera laat plaatsnemen. Het zijn hypnotiserende close-ups, die door hun geringe scherptediepte de aandacht nog verder op de gezichten vestigen. Vooral bij de broertjes werkt dat goed; als Benjamin met het slaapzweet nog op zijn voorhoofd zijn angstige dromen aan de camera toevertrouwt is het alsof zijn gefluisterde woorden rechtstreeks uit zijn onderbewuste komen.
Door het vertrek van hun vader wordt Afshin automatisch hoofd van het gezin, en verantwoordelijk voor die jonge boom. Een moeder is er ook, maar kennelijk worden zulke verantwoordelijkheden aan haar niet toevertrouwd. Dat verklaart waarom ze nooit in beeld komt; maar het maakt dit portret ook onvolledig. De broertjes spelen (onder andere in een kapotte tank), doen boodschappen voor hun moeder, zitten elkaar op de nek en, oeps, vergeten bijna de boom.

Die onmogelijke boom, waarvan je je aan het begin van de film nog afvraagt of hij weerbaarheid of waanzin symboliseert. Aan het eind begrijp je: in Kabul zijn die twee één.