Hollow Man

De Dolende Doorzichtige

Hollow man: Paul Verhoeven maakt het verborgene zichtbaar

Borsten, billen, botten, spieren en slagaders: Paul Verhoevens Hollow man keert het lichaam binnenstebuiten en staat daarmee in een lange traditie. Morele verwarring en wetenschappelijke prietpraat gaan daarbij hand in hand.

Er zijn nogal wat films gemaakt waarin geheim agenten, bankovervallers, fotomodellen, geile scholieren en honden onzichtbaar door het beeld wandelen en hun slag slaan: The Amazing Transparent Man, Memoirs of an Invisible Man, The Invisible Maniac, Los invisibles, The Invisible Woman en natuurlijk de vader aller transparante filmpersonages: The Invisible Man (1933) van James Whale, naar het boek van H.G. Wells. Nederland heeft ook zijn steentje bijgedragen aan het genre met het onverwoestbare jongensboek De ongelofelijke avonturen van Bram Vingerling uit 1927, waarin het wonderkind met behulp van salpeter en aluin, afkomstig uit het scheersetje van vader, zijn zichtbaarheid verliest en daarmee een van die aloude fantasieën werkelijkheid laat worden.

Zoals mag worden verwacht van Paul Verhoeven is Hollow Man geen opbeurend vertier voor de jeugd, maar brengt de film dezelfde pessimistische tijding als The Invisible Man. Op pulpniveau wel te verstaan, met veel wetenschappelijke prietpraat en een boodschap die krankzinnige geleerden ondertussen vertrouwd in de oren mag klinken: ‘wie voor God speelt, krijgt het deksel op zijn neus’. De titel geeft al prijs dat de Dolende Doorzichtige (lekker arrogant en onsympathiek gespeeld door Kevin Bacon) wederom weinig goeds in de zin heeft: een hol mens zonder geweten, die zichzelf niet in de spiegel hoeft aan te kijken en wiens allereerste daad als onzichtbare bestaat uit het knijpen in een van de borsten van een slapende collega-wetenschapster.

Het pulpgenre begeeft zich al decennia lang op het gebied waar basale lusten welig tieren, en in een begripvolle bui zou je kunnen zeggen dat hiermee de ware gedaante van de mens wordt getoond. Maar vaker is zo’n moraal een schaamteloos excuus om voyeurs, verkrachters en moordenaars voor de voeten van de om méér roepende filmkaartjeskopers te gooien, en Hollow Man is daarop uiteindelijk geen uitzondering.

Rat
De eerste helft van de film weet nog uitstekend te verbergen dat Hollow Man weinig om het lijf heeft. De openingsscène is bijkans briljant: een onzichtbare gorilla bijt de kop van een rat af en wordt voor een deel zichtbaar door de bloedspetters op zijn tanden. De film bereikt echt grote hoogten bij twee scènes waarin we het proces van het (on)zichtbaar worden op minutieuze wijze kunnen bekijken. Dit special effect blijkt een waanzinnige vondst te zijn: de onzichtbare gorilla krijgt een gekleurd serum ingespoten dat eerst door zijn slagader loopt, zich dan in kleine bloedvaten vertakt naar zijn hart dat langzaam zichtbaar wordt, waarna zijn ingewanden, spieren en botten tevoorschijn komen.

De vreemde sensatie en verwondering die je tijdens het kijken voelt is vast te verklaren uit het feit dat de mens niet bij machte is om echt te beseffen wat er allemaal onder zijn huid zit. Onze organen, beenderen en aderen zijn ons enige bezit, maar we weten alleen in theorie wat ze allemaal buiten ons medeweten uitspoken, zodat we er tegelijkertijd een enorme afstand toe voelen. Splatterhorror speelt per definitie in op dit wonderlijke fenomeen, met als ultieme horrorscène de zichzelf verslindende kannibaal uit de gore-film Antropophagus (Joe D’Amato, 1981). Hollow Man is dan ook te zien als een uiterst beschaafde variant op dit genre dat het lichaam zo gretig binnenstebuiten keert en het verborgene zichtbaar maakt. Door Hollow Man kan de kijker zich aan zijn eigen lichaam vergapen, niet door middel van een ranzige chirurgensnijsessie op televisie, maar op hoog esthetisch niveau.

Onderbroekje
De onzichtbare man is een wandelend gapend gat en het perfecte filmmonster, iets wat de voorgangers in het genre ook al hadden ontdekt: het engst zijn die wezens die je niet ziet, maar vermoedt.

In de meest gewaagde scène in Hollow Man wordt een spelletje met dit gegeven gespeeld: na de beruchte verkrachtingsscène-die-niet-te-zien-is (waarin overigens de camera het perspectief van de holle man aanneemt om identificatie te vergemakkelijken) volgt een scène waarin het onderbroekje van de slapende ex-vriendin en collega-wetenschapper Linda (Elisabeth Shue) naar beneden wordt getrokken door een onzichtbare hand. Ah, het bronstige baasje slaat weer toe, denk je, tot blijkt dat dit een erotische fantasie van Shue zelf is. In het scheppen van morele verwarring heeft Verhoeven altijd al uitgeblonken.

Ook al eindigt Hollow Man als een treurig stemmende confectiefilm met uiterst moeizaam verloop, dankzij de eerste enerverende helft met zijn venijn en zwartgalligheid blijft de film eerst op één been overeind staan, om vervolgens in het niets op te lossen.