Het oneindige zoeken

In de ban van patronen

M.C. Eschers ingenieuze tekeningen zijn wereldberoemd. De man zelf is minder bekend. Deze autobiografische documentaire probeert daar verandering in te brengen.

De beeldflitsen tijdens de aftiteling zijn veelzeggend. Een Rubik’s Cube, David Bowie in het sprookjesdecor van Labyrinth en een parade van getatoeëerde vogels, vissen, trappenhuizen en perspectivisch verwrongen ruiten. De invloed van M.C. Escher (1898-1972) op de populaire cultuur is groot. Maar onder kunsthistorici en critici valt het oor­deel meestal minder positief uit. Zijn wiskundig geïnspireerde houtsneden en lithografieën worden meer gezien als weten­schappelijke illustratie dan kunst.

Escher is echter wel een van de schaarse artistieke grootheden die Leeuwarden heeft voortgebracht. Vandaar dat hij dit jaar is gebombardeerd tot boegbeeld van het Culturele-Hoofdstadjaar. De documentaire Het oneindige zoeken sluit daarbij aan. Aan de hand van brieven, dagboekfragmenten, catalogi, artikelen en lezingen reconstrueert filmmaker Robin Lutz het leven van de graficus.

En dat leven is opvallend kosmopolitisch. Als telg van een vermogende familie kon hij naar hartenlust rondreizen. In Toscane bezoekt hij oude stadjes, in Zwitserland ontmoet hij de Russische Jetta Ulmiker met wie hij later trouwt, en in het Spaanse Alhambra raakt hij in de ban van Moorse tegelpatronen. Lang blijft Eschers werk onopgemerkt. Pas als de hippies hem in de sixties omarmen breekt hij door, hoewel hij weinig opheeft met zijn nieuwe publiek. Mick Jaggers verzoek om een lp-hoes voor The Rolling Stones te maken, wijst hij dan ook resoluut af.

Lutz reist met zijn camera langs Eschers verblijfplaatsen en dat maakt meteen duidelijk waar de graficus zijn inspiratie vandaan haalde. Er worden een paar talking heads opgevoerd, Eschers zonen en zanger Graham Nash, die als vertegenwoordiger van de flower power-generatie niet verder komt dan holle loftuitingen. Interessanter zijn de talloze getoonde litho’s, waaronder veel onderbelicht werk dat bewijst hoe technisch begaafd Escher wel degelijk was. Jammer alleen dat sommige zijn bewerkt tot animatie — het voegt aan Eschers gezichtsbedrog evenveel toe als een uitroepteken achter een stel hoofdletters.

Volgens het persbericht wil Lutz de mens achter de kunstenaar laten zien, maar hij slaagt daar slechts gedeeltelijk in. Escher was een monomane maker en schreef vooral over zijn techniek, thema’s en artistieke ontwikkeling. Dat levert een beperkt beeld op. Lutz rechtvaardigt zijn autobiografische aanpak met een citaat dat bij aanvang van de film in beeld komt: “Ik ben bang dat er in de wereld maar één persoon is die een echt goede film over mijn werk kan maken en dat ben ikzelf.” Daarin overschat Escher zichzelf en dat had de regisseur moeten inzien. Het ‘zelfportret’ dat we nu voorgeschoteld krijgen, is knap gemaakt maar ook braaf en schools — een beetje zoals Eschers werk. Juist bij iemand wiens cultuurhistorische waarde groter is dan zijn kunsthistorische was een ander perspectief welkom geweest.