Flee
De waarheid van een vluchteling
Als uitmuntende animatiedocumentaire is vluchtverhaal Flee een pleidooi voor het genre. Want wat als er geen beelden zijn en de geïnterviewde anoniem wil blijven? Animatie maakt het persoonlijke universeel en zo van het nadeel een voordeel.
Dan maar allebei. Bij gebrek aan een categorie voor Beste Animatiedocumentaire ontving Flee (Flugt) bij de European Film Awards zowel de prijs voor Beste Documentaire als die voor Beste Animatie. Dat de combinatiecategorie niet bestaat is op zich niet vreemd: animatiedocumentaires zijn relatief zeldzaam. Al kon je er op het afgelopen IDFA (waar ook Flee te zien was) toch wel weer een paar vinden.
Wat niet wegneemt dat het genre kan bevreemden. Bij documentaires denk je allereerst aan eropuit trekken, de wijde wereld in, terwijl animatie traditioneel begint met staren naar een leeg vel papier. Documentaire begint met alles en selecteert; animatie begint met niets en creëert – de grootste tegenpolen in de cinema. Zou je zeggen.
Drie redenen
In Flee zijn de drie belangrijkste redenen voor het maken van een animatiedocumentaire te herkennen. Reden één: er zijn geen filmbeelden. In Flee vertelt een goede vriend van regisseur Jonas Poher Rasmussen voor het eerst gedetailleerd hoe hij als kind, ruim vijfentwintig jaar geleden, van Afghanistan via Rusland naar Denemarken vluchtte. Dat zijn herinneringen; daar zijn geen opnames van. Zoals regisseur Ari Folman in een interview zei over zijn Israëlische animatiedocumentaire Waltz with Bashir (2008), die gaat over zijn herinneringen aan een bloedbad in Palestijnse vluchtelingenkampen in Libanon: “Ik zag het niet voor me in echte beelden. Wat zou dat zijn geworden? Een man van middelbare leeftijd, geïnterviewd tegen een zwarte achtergrond, die praat over dingen die vijfentwintig jaar geleden gebeurd zijn – zonder archiefbeelden ter ondersteuning. Dat zou zo saai geweest zijn!”
Reden twee: anonimiteit. Rasmussens vriend gebruikt in Flee een pseudoniem, Amin. Ook andere animatiedocumentaires draaien vaak om de anonimiteit van geïnterviewden vanwege persoonlijk of politiek beladen onderwerpen. In het geval van Amin: zijn traumatische vluchtverhaal, zijn homoseksualiteit en zijn Afghaanse familie. En dan is animatie een aantrekkelijker oplossing dan een geblurd of verduisterd gezicht – het documentaireaspect schuilt hoe dan ook in de geluidsband. Met als anker Amins stem, zachtaardig, weloverwogen en aarzelend tegelijk.
Reden drie: universaliteit. Hoezeer animatieregisseur Kenneth Ladekjær ook z’n best heeft gedaan Afghanistan, Rusland en Denemarken geloofwaardig te verbeelden, animatie betekent altijd abstrahering. Bambi heeft minder haren dan een echt hert. Het is die vereenvoudiging waarmee animatie naar de essentie reikt en het particuliere verheft tot het algemene. Zoals Marjane Satrapi zei over haar autobiografische animatiefilm Persepolis (2007), dat zich deels afspeelt in Teheran: “Als we met echte beelden hadden gewerkt, was het meteen een etnische film geworden. Dan zou het gaan over de problemen van een stel religieuze fanatiekelingen ergens ver weg. Door de abstractie van de tekeningen wordt het universeler.”
Persepolis won de Juryprijs in Cannes; Waltz with Bashir was de eerste animatiefilm met een Oscar-nominatie als Beste Niet-Engelstalige Film; allebei wonnen ze nog tig andere prijzen. Ook Flee, die zich bij hen op het podium mag voegen als een van de beste animatiedocumentaires aller tijden, is flink aan het binnenharken: naast de dubbele EFA onder meer de hoofdprijs van het belangrijkste animatiefestival Annecy en een Grote Juryprijs in Sundance.
Hopper
Dat Flee zo weinig beeldjes per seconde gebruikt dat je ze vaak stap voor stap kunt volgen, wordt grotendeels gecompenseerd door de precisie van houdingen, gezichtsuitdrukkingen, kleuren en belichting. Waarbij mensen zijn getekend in een variant op de Europese klare lijn, terwijl het vereenvoudigd realisme van de geschilderde achtergronden soms meer aan anime doet denken – al noemen de makers zelf liever Edward Hopper als inspiratiebron.
Regisseur Rasmussen komt dan ook niet uit de animatiewereld. Maar dat hij de film deels als live-action film benaderde, helpt bij de geloofwaardigheid als documentaire. Zo gebruikte Rasmussen alleen maar camerahoeken die ook in werkelijkheid mogelijk zijn, voegde hij om het werkelijkheidsgehalte te benadrukken live-action archiefbeelden toe en werkte hij met een live-action editor, Janus Billeskov Jansen, bekend van zijn werk voor Thomas Vinterberg en Bille August.
Tegelijkertijd werkt dat ook omgekeerd. Het toevoegen van live-action archiefbeelden benadrukt ook dat de rest dus een verhaal is. Iemands verhaal. Net zoals bij de meeste interviewdocumentaires is de geloofwaardigheid van Flee meer gebaseerd op trust dan op aantoonbare truth. Animatie is daarvoor de ideale vorm. Zie ook Satrapi’s punt van universaliteit. Want of dit nu de hele waarheid is over dit specifieke individu, kan ik logischerwijs niet zeker weten. Amin kan dingen vergeten zijn of om wat voor reden dan ook voor zich willen houden. Maar animatie abstraheert de documentaire tot een algemener niveau: is dit een geloofwaardig vluchtelingenverhaal? Ja, dat is het. Waarbij eenzaamheid en liefde, ontbering en overwinning, ook in getekende vorm hard aankomen.