Filles de joie

De strijd van Athena

Drie sekswerkers vormen noodgedwongen een front tegen de mannen die hun levens bemoeilijken, totdat de boel uit de hand loopt in dit sociaal-realistische drama.

Jonge moeder Axelle (Sara Forestier) rijdt dagelijks nadat de kinderen naar school zijn gebracht met haar collega-sekswerkers Dominique (Noémie Lvovsky) en Conso (Annabelle Lengronne) in een busje de Frans-­Belgische grens over. In een groezelige buitenwijk van Roubaix bieden ze hun diensten aan, in een gezinswoning in een verlaten ogende straat. Ze dragen voor de cliënten namen als Sjeherazade en Athena, nadrukkelijke verwijzingen naar sterke vrouwen uit de oudheid. Historische figuren die niet met zich lieten sollen, net als de drie hoofdpersonen, getuige de omineuze openingsscène waarin het trio tijdens een regenstorm een lijk probeert te dumpen in een geïmproviseerd graf.

De vrouwen zuchten en kreunen terwijl ze modder uit een kuil scheppen. Het enige wat ontbreekt, is een rood autoremlicht dat als een toorts het macabere schouwspel belicht, in navolging van de befaamde scène uit Goodfellas. Maar waar de aspirant-maffiosi zich in de klassieker uit 1990 omhoogwerken op de criminele ladder, is de daad waar Filles de joie mee begint uit nood geboren. De sekswerkers die betaalde seks hebben met mannen moeten juist loyaal aan elkaar blijven om te voorkomen dat de mannen om hen heen hun levens verwoesten. Hoewel ze ook overduidelijk plezier hebben in hun werk en graag tegen elkaar opbieden over wie het beste orgasmes veinst.

Filmmakers Frédéric Fonteyne en Anne Paulicevich onderschrijven in hun film dat sekswerkers meer respect verdienen en dat ze ondanks de problemen die ze ondervinden met cliënten en de maatschappij hun werk blijven doen met een uitgesproken passie – en dat sommige mannen dit niet willen begrijpen. Ook Axelle, Dominique en Conso gaan verder met hun werk terwijl de mannen in hun leven hen  verwaarlozen. Axelles ex speelt een machtsspelletje met de voogdij, Dominiques echtgenoot kan geen erectie meer krijgen en Conso’s racistische minnaar ziet zijn (bed)partner slechts als een vervangbaar exotisch speeltje, een “zwarte panter”.

Het verhaal wordt verteld vanuit de wisselende perspectieven van de drie vrouwen. Waarmee Fonteyne en Paulicevich een zekere diepte en nuance aan de personages willen meegeven, hoewel Filles de joie bij vlagen ook leunt op sociaal-realistische clichés. Zoals wanneer Axelles kinderen zich in de badkamer opsluiten terwijl haar ketting­rokende moeder – die tegen wil en dank ook in het kleine flatje woont – zich etaleert als zeurende kleuter die alle verantwoordelijkheden mijdt. En dan is er het overschot aan establishing shots van de post­industriële ‘skyline’ van de omgeving, waarmee de makers iets te vaak de armoedige situatie verbeelden die de vrouwen willen ontvluchten.

Soms is die nadruk op de misère wel effectief. Zoals in terugkerende scènes met hangjeugd op straat; jongens die de sekswerkers op cynische wijze smeken om een pijpbeurt. Tijdens dit soort momenten wanneer Axelle wordt nageschreeuwd zou je kunnen concluderen dat veel mannen denken dat ze zo met deze vrouwen om moeten gaan en ze vooral niet moeten respecteren.

Maar deze jonge honden weten vast niet van Sjeherazades avonturen in Duizend-en-een-nacht of de glorieuze mythen rondom Pallas Athena. Kortom, ze weten niet wat ze te wachten staat.