EO
Omzwervingen van een eenzame ezel
In het meeslepende ezeldrama EO koppelt regieveteraan Jerzy Skolimowski visuele bravoure aan een niet al te rooskleurig mensbeeld. Terwijl de ezel z’n omzwervingen gelaten ondergaat, moet de toeschouwer de nodige menselijke emoties verdragen.
Slechts één keer in zijn lange leven heeft Jerzy Skolimowski naar eigen zeggen moeten huilen bij een film. Dat was in 1966 – een jaar na zijn eigen speelfilmdebuut Walkower – bij een vertoning van Au hasard Balthazar.
Ruim 55 jaar later komt de Poolse cineast met zijn eigen variant op Robert Bressons alom bejubelde ezeltjesdrama. EO is in vele opzichten een andere film, maar de emotionele impact die Skolimowski destijds voelde heeft hij behouden. Het hardst komt de klap aan in de episode waarin het argeloze ezeltje het pad kruist van de gewelddadige supporters van een voetbalclub uit de allerlaagst denkbare divisie.
Het verschil tussen beide ezelepossen wordt fraai geïllustreerd door de scène die volgt op die aanval door opgefokte hooligans. Waar Bresson zijn door de zeven christelijke hoofdzonden geïnspireerde verhaal sober, stijlvast en lineair heeft vormgegeven, daar pakt Skolimowski regelmatig uit met kloeke visuele ingrepen. In dit geval zijn dat in rood knipperlicht badende opnamen van een robothond die voortdurend valt en opkrabbelt. Die hond zien we nergens in de film terug, maar de worsteling van het mechanische wezen weerspiegelt wel indringend de ernstige toestand van de mishandelde ezel.
Drone
Dat alarmerende rode licht zien we trouwens eerder al in de desoriënterende openingsscène, waarin we een optreden van de ezel en zijn verzorger bekijken vanuit verschillende hoeken van een circustent. Het meest opmerkelijke visuele uitstapje wordt later gemaakt door een drone, die in hoog tempo en kilometers lang over een rivier scheert.
Toch is een van de indringendste beelden in de door Michal Dymek gefotografeerde film traditioneler van aard. Terwijl Eo weer eens in een veewagen naar een nieuwe eigenaar wordt gesleept, zien we door het smalle raam een kudde witte paarden galopperen. Het contrast tussen vrijheid en gevangenschap samengevat in één enerverend shot.
Ook erg spannend is de sequentie waarin Eo voor het eerst zelf de vrijheid opzoekt. Na een emotioneel (en dronken) bezoek van de artiest die hem na het faillissement van haar circus met pijn in het hart moest laten gaan, breekt de ezel door de houten barrière. De Disney-achtige euforie van de over de weg hollende viervoeter wordt ruw verstoord door een bijna-botsing met een auto.
De daaropvolgende scène in een spookachtig nachtelijk woud (waar Joodse grafstenen herinneren aan een duister verleden) suggereert dat vrijheid ook niet alles is, voor een allenige ezel. Onheilspellend geroep van uilen en nog bedreigender gehuil van wolven wordt overtroffen door gifgroen laserlicht en geknal uit de geweerloop van het gevaarlijkste roofdier van allemaal: de mens.
Wolf in doodsnood
De woudscène eindigt met het beeld van een aangeschoten wolf in doodsnood. Of Eo daar iets bij voelt en zo ja wat dan, daar komen we niet achter. Weliswaar zoomt Skolimowski regelmatig in op de donkere ogen van de ezel, en toont hij af en toe zelfs een opname vanuit dierlijk gezichtspunt, toch lijkt de filmmaker er niet op uit om de wereld te tonen vanuit het emotionele of cognitieve perspectief van een ezel. Daarvoor dwaalt de camera te vaak af naar taferelen die zich buiten het zicht van Eo afspelen – taferelen ook die vooral het pessimistische mensbeeld van Skolimowski lijken te reflecteren. Zoals de schokkend verlopende scène waarin een onbehouwen Poolse veechauffeur een hongerige immigrant probeert op te pikken bij een benzinestation.
Toevallig is dat ook de scène waarna Skolimowski mij als kijker kwijtraakte. Tot dat bloedbad op een parkeerplaats is het verleidelijk om de afwisselend flegmatische en koppige Eo te volgen op zijn reis: van het circus via een manege naar een boerderij, tot lastdier gemaakt in een pelsfokkerij en als mascotte van een voetbalclub.
Dat slaat om als Eo bij het benzinestation wordt opgepikt door een Italiaanse losbol (Lorenzo Zurzolo) die de ezel meeneemt over de Alpen: naar Italië én naar een compleet andere film. De episode waarin de jongeman naast priesterambities ook incestueuze gevoelens blijkt te koesteren voor een gravin – tevens zijn stiefmoeder – gespeeld door Isabelle Huppert, voert ons een gekunsteld arthouse-universum binnen. Huppert is hypnotiserend als altijd, maar haar acteervuurwerk voelt misplaatst in deze context.
Skolimowski en Michal Dymek proberen de kijker daarna nog in te palmen met een bravoure-shot van het ezeltje op een brug, met op de achtergrond een monumentale stuwdam met verkeerdom stromend water. De magie is dan helaas al verbroken en de kunstgreep komt over als een gratuit staaltje mooifilmerij.