Don’t Worry, He Won’t Get Far On Foot

Cartoonist met een snik en een grimlach

Joaquin Phoenix overtuigt als schunnige cartoonist John Callahan in deze biografiefilm waarin humor werkt als een schild tegen melancholie.

Hoewel deze film meer dan twintig jaar in de planning stond, komt het goed uit dat Don’t Worry, He Won’t Get Far On Foot nu pas het licht ziet. Na The Sea of Trees, Gus van Sants zelfmoorddrama dat tijdens het Cannes filmfestival van 2015 de grond in werd geschreven, kon de gelauwerde regisseur van Milk, Good Will Hunting en My Own Private Idaho wel een opkikker gebruiken. Met Don’t Worry, die in première ging in de competitie van de afgelopen Berlinale, laat Van Sant zich van een speelsere kant zien. Een kant die hij leek te zijn verloren in eerdere pogingen om Serieus Drama te maken.
Hij moest wel. Humor is de stuwende kracht van deze biografiefilm over wijlen John Callahan, de aan een elektrische rolstoel gekluisterde cartoonist die faam maakte met niet bepaald politiek correcte illustraties. Callahan moest ook wel. Zonder die zwarte humor was hij gezwicht aan een uitzichtloze situatie. Callahan, vertolkt door Joaquin Phoenix die eerder de hoofdrol speelde in Van Sant’s To Die For (1995), ging door het leven als lanterfantende alcoholist. Wakker worden zonder kater betekende hooguit dat hij nog dronken was van de nacht daarvoor. Gedurende zo’n nacht stapt hij in een auto met een nieuwe kameraad-in-de-drank die in slaap valt achter het stuur. Als hij ontwaakt in het ziekenhuis is hij verlamd in al zijn ledematen.
Van Sant volgt Callahans ontwikkeling van norse invalide tot bevlogen cartoonist, een transformatie ondersteund door de bekende Twaalf Stappen van AA. Dat overbekende afkickproces levert een enigszins voorspelbaar scenario op, al weet Van Sant prima raad met de rauwe emoties die eruit voortvloeien. Vooral de meetings met z’n knuffelbare AA-mentor Donnie doen harten smelten door het gevoelige spel van Jonah Hill en de bewonderingswaardige cameo’s van Udo Kier en Sonic Youth-genie Kim Gordon. De scène waarin Callahan de dronkenlap opzoekt die hem in de prak heeft gereden is ook onvergetelijk door een exceptioneel goed spelende Jack Black — iets wat eerder niet over deze komische acteur geschreven kon worden.
Don’t Worry zoekt constant naar zulke lichtpuntjes in een drama over verlies. Het is een bitterzoete film, waarin humor vaak de vorm aanneemt van een schild om naderende melancholie mee op afstand te houden. Zo refereert de titel — ook de titel van Callahans autobiografie — aan Callahan’s bekendste cartoon, een macaber grapje over diens invalide staat. Snikken en grimlachjes terzijde vliegt Van Sants scenario wel uit de bocht door Callahans persoonsverheerlijking te ver op te voeren. Zijn zuster/vriendinnetje Annu (Rooney Mara) is een totaal passief personage dat volledig in dienst staat van zijn mannelijke genie, een hardnekkig biografiefilmcliché. Van Sant laat de hele film om hem draaien. Zonder Callahan komt de film acuut tot stilstand. En dat terwijl de cartoonist in zijn illustraties juist zo goed was in zelfrelativering.

Hugo Emmerzael