Devil’s Pie – D’Angelo

R&B-adonis bant zijn demonen uit

Soulicoon D’Angelo is door de mangel van de Amerikaanse pop-muziekindustrie gehaald. Carine Bijlsma toont in haar fascinerende achter-de-schermenportret Devil’s Pie – D’Angelo hoe het er aan de andere kant van die machine uitziet.

Op 9 februari 2012 stond ik om één uur ’s nachts in een stampvol Paradiso te wachten op de terugkeer van de belangrijkste soulmuzikant sinds Prince en James Brown: D’Angelo. Dit was twee jaar voor de comebacktournee die Carine Bijlsma in haar documentaireportret Devil’s Pie – D’Angelo volgt.

Fans hoopten op een terugkeer naar de hoogtijdagen: zijn doorbraak met het revolutionaire debuutalbum Brown Sugar in 1995, zijn ongeëvenaarde opvolger Voodoo (2000) en het legendarische concert dat hij bij dat album gaf tijdens North Sea Jazz in Nederland. Maar de archetypische Grote Val van de Rockster die daarop volgde herinnerde iedereen zich ook. Met zijn afgetrainde lijf, glinsterende ogen en gulle lach werd D’Angelo verheven tot sekssymbool. Een concert van D’Angelo ging zo steeds meer op een act in Magic Mike lijken: leuke trucjes, maar wanneer trekt hij zijn shirt uit?

De druk om te presteren, op het podium én in de sportschool, werd torenhoog. De drugs stapelden zich op. De muzikant met roots in de Amerikaanse gospelkerk werd opgeslokt door de perverse mechanismes van de popindustrie. D’Angelo kapte zijn Voodoo-toer voortijdig af om eraan te ontsnappen. Een volgend album bleef uit. Berichten over alcoholmisbruik, auto-ongelukken en arrestaties kwamen ervoor in de plaats.

Te echt voor die shit
Denkt een publiek echt aan het welzijn van een artiest? Of eerder aan wat zij van hem hopen te krijgen? De sfeer in Paradiso was in ieder geval gespannen. Hoe zou zijn stem zijn? Zou er nieuwe muziek te horen zijn? En zou hij zijn shirt weer uittrekken? D’Angelo besteeg het podium en nam al die twijfels weg. Zijn stem was nog zijdezacht, hij liet muziek horen van zijn nieuwe album Black Messiah (2014) en zijn shirt ging nog één keer uit.

Al waren de demonen nog niet verdreven. Dit was hooguit een compromis tussen de nieuwe en de oude D’Angelo. In Devil’s Pie – D’Angelo wordt de balans eindelijk hersteld. Wanneer Michael Eugene Archer nu van het podium stapt neemt hij D’Angelo niet meer mee. “Ik ben te echt voor die shit”, vertelt Archer in een intiem interview met Bijlsma, die ongekende toegang kreeg tot een normaal gesproken lastig te bereiken artiest. “Wie is D’Angelo?”, vraagt de documentaire aan het begin. Hij is een constructie, is het enige eerlijke antwoord.

Persona
Brady Corbets Vox Lux liet vorige maand in fictievorm zien hoe een artiest een persona construeert en hoe die persona de oorspronkelijke persoonlijkheid van de artiest beïnvloedt. Deze feedback loop van popsterdom kent geen eind en daarin schuilt een gevaar. D’Angelo vormt een zeldzame brug tussen de tastbare grooves van soul en funk en de revolutionaire productiemethodes van hiphop. Daarnaast is hij de belichaming van de ultieme R&B-adonis. Naast muziekgod is hij lustobject, onsterfelijk gemaakt door een specifieke videoclip. Ook in Devil’s Pie – D’Angelo wordt stilgestaan bij de opgewonden blik van ‘Untitled (How Does it Feel)’. ‘Alsof de camera hem aflikt’, schreef Rolling Stone over de in één take geschoten video, waarin D’Angelo is gekleed in enkel een gouden kruisje om zijn nek.

In het oproepen van vragen over wat het betekent om zo’n zeldzame superster te zijn, had Devil’s Pie – D’Angelo nog verder kunnen gaan. Welke rol speelt huidskleur en gender bij het vereren van de muzikant als fetisjobject? Hoe leer je met dat imago omgaan als je ouder wordt? Groeit het publiek wel met je mee? Daarnaast: hoeveel vrouwelijke artiesten zullen te maken hebben gehad met de destructieve gaze van de popindustrie? Kunnen zij iets herkennen in de schuchtere Archer, die nog steeds niet op zijn gemak is voor de camera van Bijlsma?

Wat Devil’s Pie – D’Angelo wel goed laat zien is dat je uit deze neerwaartse spiraal kunt klimmen. Bijlsma heeft weten te filmen hoe Archer weer vertrouwen krijgt in zichzelf, zijn band, zijn publiek en zijn eigen persona. Aan het einde zien we hem zelfs gelukkig, in zijn eentje, in duet met zijn eigen muziek. De vraag is: hoe bereik je de top zonder dat gevoel te verliezen?