Dark Waters

De giftige chemiegigant

Dark Waters

Todd Haynes weet de clichés van het genre over een juridische strijd tegen de gevestigde orde niet helemaal naar zijn hand te zetten, maar doet toch iets bijzonders in Dark Waters.

Je kunt op twee manieren kijken naar Dark Waters. Enerzijds: als de nieuwe film van Todd Haynes, een van de kopstukken van de Amerikaanse queer cinema en maker van meesterwerken als Far from Heaven (2002), I’m Not There (2007) en Carol (2015). Daarmee vergeleken is dit een wat vlakke, verrassend alledaagse film. Anderzijds is Dark Waters het zoveelste David-versus-Goliath verhaal over een waargebeurde milieuramp (Zie The Insider (1999) of Erin Brokovich (2000)) die bovendien vorig jaar ook werd onderzocht in de Netflix-documentaire The Devil We Know.  Haynes morrelt nauwelijks aan de grenzen van het genre, waardoor vooral actrice Anne Hathaway er bekaaid van af komt in de dienstbare rol van de geplaagde vrouw-van de hoofdpersoon. En toch doet Haynes met Dark Waters, nog los van dat het allemaal beeldschoon is gefilmd door vaste cameraman Ed Lachman, ontegenzeggelijk iets bijzonders.

Na een korte proloog begint de film in 1998. Robert Bilott (Mark Ruffalo, ook producent van de film) is net partner gemaakt bij een advocatenkantoor dat zich specialiseert in het bijstaan van grote chemiebedrijven. Maar dan dient boer Wilbur Tennant zich ongevraagd aan. Diens boerderij grenst aan land van chemiegigant DuPont en hij zegt bewijs te hebben dat ze het water waarvan zijn dieren drinken ernstig hebben vervuild.

Billot duikt alleen in de zaak omdat Tennant via zijn oma bij zijn dure kantoor terecht is gekomen. Maar wat begint met de klachten van één enkele boer, blijkt al snel vele malen complexer. DuPont wist al decennia van de schadelijke effecten van de stof PFOA (‘perfluoroctaanzuur’), een bijproduct van de fabricage van het onaantastbare teflon, de basis voor ook uw Tefal-pannen. En toch wist de zelfregulerende (!) branche PFOA’s van de lijst gevaarlijke stoffen van het Environmental Protection Agency te houden – de overheidsinstantie was toen al tandeloos, toont de film, en is inmiddels nog verder uitgekleed door de regering-Trump.

Wat Dark Waters anders doet dan veel dertien-in-een-dozijn voorgangers in het genre, zit hem vooral in de neerslachtige toon. Dat werkt in veel grote en kleine elementen door. Een voorbeeld: de jaartallen die met gezette tijden nadrukkelijk in beeld komen. Op het eerste gezicht is het een onnodige ingreep, aangezien Haynes al op vele slimme manieren het verstrijken van de tijd in beeld brengt, van het gebruik van zoekmachine AltaVista tot het geboren worden en opgroeien van Billots drie zonen. Maar wat lijkt op een uitvlucht van filmmakers die de intelligentie van hun publiek niet vertrouwen, krijgt in de tweede helft van de film een onvermoede zeggingskracht, wanneer de sprongen tussen de jaren op een gegeven moment als een tellertje oplopen zonder dat er iets gebeurt. Zo wordt pijnlijk duidelijk welke lange adem deze David  nodig had om Goliath te verslaan.

Haynes zet zelfs vraagtekens bij of dat eigenlijk wel gelukt is. Zo morrelt hij, zeker in het ambigue slotdeel maar eigenlijk gedurende heel deze in mineurtonen gezette film, aan de opruiende energie die in de regel van dit genre uitgaat. Dark Waters is ingetogen, bijna defaitistisch, en laat de woede daarmee aan de kijker over. Geen wonder dat de conservatieve Oscar-commissies de film links lieten liggen.