Corpus Christi
Witteboordencrimineel
Een jonge oplichter doet een priesterboord om en voor hij het weet heeft hij een kleine parochie onder zijn hoede. Voer voor een farce, maar Jan Komasa pakt het in deze Poolse Oscar-kandidaat verrassend serieus aan.
Het schijnt in Polen daadwerkelijk met enige regelmaat te gebeuren, oplichters die zich voordoen als priester. Niet zo gek als het lijkt: aan priesters kleeft nog altijd geloofwaardigheid en betrouwbaarheid, zeker in een godvruchtig land als Polen, en ze zijn makkelijker te veinzen dan andere autoriteitsfiguren.
De Poolse regisseur Jan Komasa baseerde zijn derde speelfilm Corpus Christi zeer losjes op zo’n echte zaak, waarover journalist Mateusz Pacewicz (ook de scenarist van de film) al een artikel schreef. Deze jonge oplichter was misschien wel een betere priester dan zijn voorganger. Hij werd omarmd door de parochieleden. Hij had huwelijken gesloten, kinderen gedoopt, laatste sacramenten toegediend. Toen zijn oplichterij eenmaal aan het licht kwam, moesten de hoogste autoriteiten van de kerk zich erover uitspreken of dat allemaal nog wel geldig was.
Corpus Christi draait niet om die organisatorische aspecten van de kerkelijke hiërarchie, al stelt het daar in de marge wel vraagtekens bij. Komasa en Pacewicz lieten de specifieke details van die echte zaak los, en verzonnen hun eigen hoofdpersoon: de twintigjarige ex-delinquent Daniel (Bartosz Bielenia). Hij heeft God gevonden in de jeugdgevangenis en wil priester worden. Maar met een strafblad zal hij nooit worden aangenomen op een seminarie, stelt de gevangeniskapelaan hem teleur.
Dan komt er echter een wonder op zijn pad. Op weg naar het slecht betaalde baantje in een houtzagerij dat voor hem in een afgelegen gehucht is geregeld, neemt hij een verkeerde afslag en stuit hij op een uitgebluste oude priester. Die ziet in Daniel zijn gedroomde vervanger. Tijdelijk hoor, sust hij erbij.
Daniel veinst wat geloofsbrieven en de priester vindt het allang best, lijkt het. En zo staat de doelloze jongeling plotseling aan het roer van een kleine gemeenschap die de klap van een recent trauma nog niet te boven is: een autocrash die een groep lokale tieners het leven kostte. Zijn eerste preek ‘leent’ Daniel van de gevangenispriester en als hij voor het eerst de biecht afneemt, zoekt hij online de gebeden op die hij moet prevelen.
Vergeving
Corpus Christi heeft al een kleine zegetocht achter de rug: prijzen op tientallen internationale festivals; in zijn thuisland een recordaantal Adelaars, de Poolse variant op de Nederlandse Kalveren; en als kers op de taart afgelopen februari een nominatie voor de Oscar voor beste niet-Engelstalige film (glansrijk verloren van Parasite).
De prijzenregen kwam van alle kanten — van vakjury’s, critici en publiek — en dat is niet verwonderlijk. Corpus Christi is een typisch voorbeeld van wat voorheen wel een crossover-film werd genoemd: een middenweg tussen de snelweg van de blockbusters en de onbegaanbare oerwoudpaadjes van het filmtheater. Een artfilm met melodramatische elementen; een publieksfilm met inhoud. Een film die slim is maar niet moeilijk doet. Je kunt je makkelijk de Amerikaanse remake voorstellen, die de rauwe randjes eraf schaaft en vol gaat voor de potentie voor farce die Komasa wijselijk terzijde schuift.
Corpus Christi vertelt in zekere zin een bekend verhaal. Of eigenlijk vertelt het twee bekende verhalen door elkaar. Enerzijds: een jonge vreemdeling arriveert in een kleine, gesloten gemeenschap en wordt eerst met argusogen nagekeken, totdat zijn vernieuwende ideeën uiteindelijk aanslaan. Anderzijds: een jonge delinquent doet zich voor als iemand anders om zijn oude leven te ontvluchten en blijkt zich eigenlijk beter thuis te voelen in zijn aangenomen identiteit dan in het leven dat hij achterliet.
Het resultaat is hier meer dan die som der delen, omdat de twee zorgvuldig vervlochten lijnen elkaar narratief versterken en thematisch verrijken. Beide lijnen draaien uiteindelijk om hetzelfde thema: vergeving. Vandaar ook de titel van de film — het lichaam van Christus, dat geofferd werd om onze zonden weg te nemen.
Schurk of engel
“Hoe is de parochie?”, vraagt Daniel de oude pastoor bij aankomst. “Gewoon”, zegt hij, “veel mensen, weinig gelovigen.” Daar komt verandering in als Daniel het langzaam maar zeker aandurft om zijn eigen persoonlijkheid in de kerkdiensten te leggen — inclusief de opruiende energie van een EDM-feest.
Het charisma van Daniel hangt voor een belangrijk deel op de schouders van de 28-jarige Bielenia, in zijn eerste grote filmrol. Vanwege zijn indringende voorkomen — hij heeft wel wat weg van een jonge Christopher Walken — mocht Bielenia eerder vrijwel alleen schurkachtige bijrollen spelen, grapt regisseur Komasa regelmatig in interviews. In Corpus Christi benadrukt hij juist de engelachtige kant die de acteur óók heeft. Zo speelt de epische strijd tussen goed en kwaad die constant onder het oppervlak van de film sluimert, zich ook af op het gelaat en in de grote ogen van de hoofdpersoon.