Carne y arena
Virtueel-realistisch tot in het hart
In Casco in Amsterdam-Noord exposeert Eye Filmmuseum deze zomer de monumentale en baanbrekende VR-installatie Carne y arena van de Mexicaanse filmmaker Alejandro Gonzalez Iñárritu (The Revenant). Een blootvoetse wandeling in de voetsporen van vluchtelingen in de Sonorawoestijn op de grens van Mexico en de Verenigde Staten.
Blootsvoets in het zand, in een duistere loods, met VR-bril en koptelefoon op. Er is al veel geschreven over de 360-graden virtual-realitytentoonstelling Carne y arena die dankzij Eye Filmmuseum deze zomer in Casco in Amsterdam-Noord te zien is en later dit jaar in de Rotterdamse Fenixloods. Zien is trouwens niet helemaal het goede woord. Doordat VR zo immersief en overweldigend is, is het soms beter om over “ervaren” te spreken. Carne y arena is iets tussen game en toneelstuk, film en shocktherapie, installatie en nachtmerrie, empathiemachine en spektakelstuk in. Je kunt je er nooit helemaal in verliezen, maar het is ook onmogelijke om geheel op een afstandje te blijven. Binnengaan is meedoen en reflecteren op die ervaring tegelijkertijd.
Sinds z’n première op het Filmfestival Cannes vorig jaar maakt het werk een zegetocht over de wereld. Cannes-directeur Thierry Frémaux noemde het een doorbraak, vergelijkbaar met de eerste filmvertoningen. En de Mexicaanse regisseur Alejandro Gonzalez Iñárritu werd voor zijn baanbrekende werk prompt bekroond met een speciale Oscar voor storytelling.
Hart
Kort gezegd neemt Carne y arena je mee in de voetsporen van een groep vluchtelingen uit Midden-Amerika die in de Sonarawoestijn de grens tussen Mexico en de Verenigde Staten probeert over te steken. Gedurende de zes minuten dat de VR-video duurt ben je zowel één van hen, als een toeschouwer. Twee rollen die soms naadloos in elkaar overlopen, maar die ook voor iedere bezoeker anders zullen zijn. Je kunt vrij rondlopen, en je een van de mensen voelen die in dat schemerlandschap aankomen en daar op de Amerikaanse grenspolitie botsen. Zijn ze verraden door de mensensmokkelaars, de coyotes, of hebben de zoeklichten van de helikopters die boven jouw/hun hoofd vliegen ze opgemerkt? Er is in dat zand en tussen die armetierige bosjes geen plek om te schuilen.
Je kunt afzijdig blijven, of er helemaal in opgaan. Je kunt actief de ‘vierde wand’ van de illusie doorbreken door zo dicht bij hen te komen dat je kunt zien dat deze virtuele wezens van binnen allemaal een rood kloppend hart hebben. Een hart zijn. Maar waar is jouw hart?
De ondertitel ‘Virtually Present, Physically Invisible’ laat zich in dat licht op verschillende manieren interpreteren. Zowel de toeschouwer als de vluchtelingen zijn fysiek en virtueel aanwezig en onzichtbaar. Als toeschouwer ben je voor je gevoel lang onzichtbaar voor de personages — een re-enactment in de woestijn en via motion-capturetechniek door echte vluchtelingen — maar je kunt je lichaam niet vergeten. Er is dat zand onder je voeten, er zijn kou en wind. De vluchtelingen zijn echt. Hun virtuele aanwezigheid maakt hun bestaan concreet. Maar in de wereld buiten de installatie zijn ze vaak een abstractie die het makkelijk maakt om ze op een afstandje te houden, buiten jezelf te plaatsen.
Carne y arena maakt, door een kunstvorm te kiezen die geen film is maar wel filmisch, niet alleen VR maar ook theater (door gebruik te maken van decor en theatrale effecten, en de toeschouwer de rol van ‘speler’ te geven), die afstand tussen ‘ons’ en ‘hen’ zowel tastbaar als vloeibaar. In een gesprek dat Iñárritu eerder dit jaar met Jenna Pirog had bij de Phillips Collection in Washington zei hij het zo: “Ik wil dat de bezoekers hun gevoel van veiligheid opgeven, dat ze hun schoenen ‘opgeven’ om in de voetstappen van anderen te lopen.”
U.S. versus T.H.E.M.
Om te begrijpen hoe dat gebeurt is het belangrijk om niet alleen naar de VR-ervaring te kijken, maar naar het hele dramaturgische concept. De VR-video is het hart van de tentoonstelling. Maar die zes minuten zijn slechts een deel van het parcours dat je aflegt, en wat je langzamerhand ontvankelijk maakt voor de wereld die je binnentreedt als het afgelopen is. Carne y arena is opgezet als een transformatief werk. Het is niet de bedoeling om je te entertainen, maar om je als een ander mens naar buiten te laten komen. Bewust van de eenzame ervaring die je zojuist hebt doorgemaakt, en hopelijk op zoek naar een ander om die te delen.
In totaal bestaat de installatie uit zes delen, zes bedrijven. Het begint al op het moment dat je de eerste ruimte wordt binnengelaten, een verduisterde wachtkamer met op de muur een afbeelding van het levensgrote hart dat ook het herkenningsteken van Carne y arena is. Het is zowel een hart als een landkaart, waarin twee gebieden van elkaar zijn afgegrensd: het U.S. versus het T.H.E.M., er zijn gebieden afgetekend voor ‘citizens’, ‘countrymen’, ‘patriots, ‘vluchtelingen’, ‘migranten’ en ‘illegalen’, maar ook andere groepen mensen: kunstenaars, onderwijzers, activisten, dromers, gays en transgenders — die aan de ene of de andere kant van die grens zowel patriot als vluchteling kunnen zijn.
Met elke volgende ruimte die je binnengaat geef je iets meer van dat ‘wij versus zij’ op. In zijn de tweede kamer hangt Iñárritu’s director’s statement, waarin hij vertelt hoe zijn interesse in de verhalen van migranten en mensen die onder extreme omstandigheden moeten overleven een rode draad vormt in al zijn werk, van mozaïekfilm Babel (2006) tot het Oscarwinnende The Revenant (2016). In de vijf jaar dat hij aan Carne y arena werkte, sprak hij met talloze vluchtelingen en vroeg hij een aantal van hen hun eigen verhaal na te spelen en te vertellen. Daarna volgt een koude wachtkamer, met oncomfortabele metalen banken en her en der verspreid schoenen en gescheurde waterflessen die daadwerkelijk door vluchtelingen in de woestijn in Arizona zijn achtergelaten. Pas als er een alarm gaat mag je naar de volgende ruimte: de daadwerkelijke ‘arena’ van dit spektakel (mooi dat dit Spaanse woord zowel ‘zand’ als ‘arena’ betekent).
Omdat je hier zelf ook je schoenen en sokken moet achterlaten is het een nederigstemmend moment. Op je blote voeten ben je weerloos. Later, zowel in de VR-video als in de videoportretten die de tentoonstelling afsluiten, zullen we te weten komen wat de redenen zijn waarom mensen hun schoenen in de woestijn achterlieten: omdat je op blote voeten minder makkelijk kunt vluchten, of omdat je op blote voeten minder sporen maakt. Maar hier is ook te zien dat je sommige van deze schoenen eenvoudigweg te versleten zijn om op verder te gaan: versleten veters, gaten in de zolen. Wat is het moment waarop je beslist dat een schoen te ver heen is om op verder te gaan? Van hoe ver kom je dan zelf?
Bewustzijnsverandering
Door de temperatuurwisselingen in de verschillende ruimtes, het sounddesign dat zowel dronend en kalmerend is, als stressvolle geluidseffecten bevat, is Carne y arena nadrukkelijk een zintuiglijke ervaring. Je wordt gehypnotiseerd, gemanipuleerd. Het is een audiovisuele bewustzijnsveranderende drug, en de manier waarop de eigenlijke VR-simulatie je hersenen voor de gek houdt is daar slechts een klein onderdeel van. Het komt niet alleen doordat onze hersenen in eerste instantie geneigd zijn om onze ogen te geloven. Het gaat niet alleen om een nieuwe manier van kijken. Het zit hem er ook in dat tijdens het kijken naar VR waarschijnlijk allerlei processen in je hersenen vertragen en andere synaptische verbindingen worden aangelegd. Het onderzoek daarnaar staat nog in de kinderschoenen. De impliciete gedachte van Iñárritu lijkt te zijn dat als VR kan worden gebruikt om mensen met trauma’s te helpen, we er ook misschien onze empathische vermogens mee kunnen trainen en stimuleren.
Dat maakt de vraag relevant in hoeverre Carne y arena het verhaal van vluchtelingen beter kan vertellen dan pakweg Those Who Feel the Fire Burning, Fuocoammare, Human Flow of een van die honderden andere films en kunstwerken die er de afgelopen jaren zijn verschenen om de zogeheten vluchtelingencrisis inzichtelijk te maken. Voor Iñárritu is VR namelijk ook een nieuwe, en betere manier van verhalen vertellen. In hetzelfde gesprek in Washington zei hij de aantrekkingskracht van VR niet alleen het einde van “de dictatuur van het kader” te vinden in visuele zin, maar ook in narratieve. De pakweg twintig procent van een ‘wereld’ die je op een filmscherm zichtbaar kunt maken, wordt opeens 360 graden bij VR. “De toeschouwer hoeft zich de dingen die hem niet worden getoond niet meer voor te stellen.” Wat zowel angstaanjagend als fantastisch is, in zijn woorden.
Het gaat er natuurlijk niet om dat je als toeschouwer even daar en dan bent, en dat het zo echt mogelijk is. Dat is bijna een belediging aan de verbeeldingskracht van de toeschouwer (al zou je kunnen stellen dat het einddoel van de fotografische media misschien wel het dupliceren van de werkelijkheid is, in een zo min mogelijk van echt te onderscheiden vorm). En het is niet helemaal waar, want ook nu zijn er narratieve beperkingen door tijdsduur, techniek, maar ook door formele keuzes. Iñárritu deelt zijn VR-filmpje ook in drie delen op, met een magisch-realistisch intermezzo dat bedoeld is om de realistische openings- en slotscène op een andere manier te ervaren.
Vrij reizen
Een werk als Carne y arena plaatst je voor een dilemma. Het gaat om de ervaring. In hoeverre is het delen van die ervaring een spoiler? En in hoeverre kan de beschrijving en analyse van die ervaring bijdragen aan een kritisch gesprek over VR als kunstvorm, en de manier waarop deze installatie iets fundamenteel anders doet, en wat daar het effect van is bijdragen aan een betere verbeelding een verhaal?
De installatie plaatst je midden tussen de vluchtelingen, heft de grenzen tussen jou en hen op, maar ook tussen jou en de antagonisten: mensensmokkelaars, en grenspolitie.
Je bent en blijft als toeschouwer echter een geest: als je langzaam beweegt kun je zien dat alle menselijke figuren een kloppend hart hebben, als je (per ongeluk) tegen ze op botst, dan verdwijnen ze — poef — in het niets. Of betekent dat dat zij geesten zijn? Eigenlijk vind ik dat de belangrijkste vragen om bij stil te staan. En die vragen kunnen leiden tot nieuwe vragen die soms ook antwoorden zijn, maar alleen in een gesprek met anderen. Met de ik die ook een wij is, en de wij die ook een jij is.
Iñárritu plaatst zijn werk daarmee in de grotere context van het psychologische wij-zij-effect om de politieke en economische mechanismen van het geglobaliseerde neoliberalisme te begrijpen. Om de paradoxen van onze tijd bloot te leggen: de schijnveiligheid van identiteitseilandjes, vrij verkeer van goederen versus reisrestricties voor individuen, de droom van een betere toekomst als wit westers kapitalistisch privilege. Die dingen ervaar, weet, voel, herinner je je pas bij het allerlaatste deel van Carne y arena. Als al je zintuigen door elkaar zijn geschud, als je gevoel van ruimte en tijd gekalibreerd zijn. Daar is dat hele circus voor nodig. Niet om aan het filmkader te ontsnappen, maar aan je eigen frames.
Als je op je knieën bent gezakt met je handen boven je hoofd uit angst dat een virtuele agent z’n geweer op je leeg zou schieten. Als je bijna beschaamd om de echtheid van die ervaring het zand van je voeten hebt geveegd, en je schoenen weer hebt aangedaan. Als je weer bijna jezelf bent, en misschien toch iemand anders. Als je in de laatste ruimte langs een stuk van de muur tussen de Verenigde Staten en Mexico loopt en de tijd neemt om de videoportretten te bekijken van de mensen die je zojuist in de woestijn bent tegengekomen. De camera laat hun gezichten ademen door een zacht spel met focus en beweging. Over die beelden worden hun verhalen geprojecteerd. Van een moeder die eens in de zeven jaar genoeg geld had verdiend om een van haar kinderen te laten overkomen. Van een grensagent die een oude man zag sterven en diepe schaamte voelt. Van een jongen die als kind door zijn ouders aan de smokkelaars werd meegegeven. Het zijn allemaal verhalen die niet zo ver van je afstaan, omdat ze gaan over eten, en veiligheid, over onderwijs en werk.
Allemaal dingen die voor ons vanzelfsprekend zijn. Waar je bang om kunt zijn om te verliezen. Waar je zelf ook voor op pad zou gaan. Desnoods op blote voeten. Verhalen waarbij je nooit moet vergeten om te huilen. Met onzichtbare, maar voelbare tranen die je menselijkheid voeden.