Buiten is het feest

Bijna woordeloze confrontatie

Jelle Nesna’s verfilming van Arthur Japins Buiten is het feest blijft ondanks een charismatische en complexe hoofdrol voor Abbey Hoes wat oppervlakkig.

Een jonge zangeres wordt geconfronteerd met haar pijnlijke, grotendeels verzwegen verleden in Buiten is het feest. Arthur Japins gelijknamige roman was gebaseerd op het leven van Karin Bloemen, maar in de filmversie van regisseur Jelle Nesna (Carmen van het noorden, 2009) doet de hoofdpersoon, zangeres Sonne (Abbey Hoes), niet direct aan La Bloemen denken.

Het script, geschreven door scenarioveteraan Karen van Holst Pellekaan (Achtste-groepers huilen niet, Dennis Bots, 2012), springt constant heen en weer in de tijd, wat aanvankelijk voor verwarring zorgt aangezien de periodes visueel niet heel verschillend en de familierelaties best ingewikkeld zijn. Langzaamaan wordt duidelijk dat Sonne als kind (dan nog gespeeld door Pleun Nijhuis) door creepy Kees (Eelco Smits), de nieuwe man van haar asgrauwe moeder (Georgina Verbaan), te veel op handen werd gedragen.

Het heeft van de jonge muziekster een emotioneel vergrendelde persoon gemaakt. Als haar zus verongelukt, wordt Sonne voogd van haar nichtje Lotte (Roosmarijn van der Hoek) en wil Kees, die Lotte’s vader is, ook bij zijn dochter. Sonne is daar absoluut op tegen, maar de enige manier het te voorkomen is om openbaar te maken wat voor soort mens Kees is, iets dat haar zwaar valt.

Het risico van een film over mensen die niet willen praten is dat het publiek niet (snel) genoeg meegaat met de personages omdat zoveel verzwegen blijft. Dat geldt door het iets te oppervlakkige scenario in zekere mate ook voor Buiten is het feest, ook al zet Hoes overtuigend de charismatische en complexe Sonne neer. (Het feit dat de jongere actrices niet altijd geloofwaardig zijn helpt ook niet.) Nesna en Pellekaan zijn wél consequent in hun keuzes, die gelukkig soms verrassend goed uitpakken, zoals in een bijna woordeloze confrontatie tussen Lotte — die van niets weet en niets snapt — en haar tante.

De liedjes van Sonne als zangeres zijn solide, maar de filmmuziek, met zijn treurige basklarinetklanken, is zo stoffig en neerslachtig dat een van de interessantste ideeën, namelijk dat muziek voor Sonne de enige uitlaatklep is, nooit volledig invoelbaar wordt gemaakt. Te vaak illustreert de score slechts wat op Hoes’ verstilde of juist verbeten gelaat allang duidelijk is, terwijl we naar haar verlangens en toekomstdromen blijven raden.