BRICK
Genres in de mixer
Rian Johnson brengt in Brick de tienerfilm en de film noir samen. Doordat de film zichzelf serieus neemt, pakt dit verrassend goed uit.
In de muziekwereld is het al weer oud nieuws: de ‘mash-up’, het samenstampen van twee losse nummers tot iets nieuws. Met Brick past Rian Johnson die techniek toe op de cinema: de film is een samensmelting van een film noir en een Amerikaanse high school film.
Uit beide genres plukt Johnson de meest prototypische elementen. Uit de tienerfilm de schoolhallen met lange rijen kluisjes, de vechtpartijen op de parkeerplaats en de intriges rond wie het met wie doet. Uit de film noir de plotmachinaties en het taalgebruik vol slang (‘The ape blows or I clam.’), dat overigens door de Nederlandse ondertiteling veel van zijn mysterie verliest. En natuurlijk de karakters: cynische speurder Brendan, crimineel meesterbrein The Pin en ‘femme fatale’ (hier eigenlijk ‘fille’ fatale) Laura.
De film draait om Brendans zoektocht naar zijn verdwenen ex Emily, en om de daarmee samenhangende ‘brick’ uit de titel; eerst wat het is, later waar het is. Geholpen door informant Brain steekt Brendan zich steeds verder in het wespennest van de ‘upper crust,’ de rijke en populaire bovenlaag van footballers en cheerleaders. De structuur van de zoektocht komt min of meer overeen met noir-klassieker The Maltese Falcon (1941), waarnaar ook explicieter verwezen wordt: het standbeeldje uit die film staat in het kelderkantoor van The Pin.
Geen knipogen
Het samensmelten van genres is niets nieuws. Nieuwe genres ontstaan per definitie door het samengaan van twee of meer oude; de ‘film noir’ werd ooit geboren als bastaardkindje van de thriller en het Duitse expressionisme. Recenter paste Donnie Darko het principe toe op science fiction en tieners. Brick doet op meer punten aan die film denken, bijvoorbeeld in zijn op het eerste gezicht ondoorgrondelijke stijl.
Maar waar Darko kon bogen op een diepere filosofische laag, staat bij Brick — zoals het een goede film noir betaamt — alleen de stijl centraal. Johnson en zijn cinematograaf Steve Yedlin weten het zonovergoten Californië — de school in de film is de school waar Johnson zelf zijn tienerjaren doorbracht — een duistere en broeierige sfeer mee te geven. Ze hebben begrepen dat ‘noir’ niet per se donker hoeft te zijn, maar vooral schaduwachtig.
De film werkt het best als de werelden van de high school en de film noir netjes overlappen, bijvoorbeeld als het assistent-schoolhoofd (een goed gecaste Richard Roundtree) de rol krijgt die de politiechef in de noir heeft. Het is de enige rol van betekenis voor een volwassene in het universum van Brick, waar de 26-jarige Pin al oud is.
De gimmick werkt doordat de film zichzelf serieus neemt; hier geen vette knipogen als in Bugsy Malone (kinderen als gangsters). De cast, aangevoerd door Joseph Gordon-Levitt als Brendan, weet de dialogen op een natuurlijke manier over te brengen. Slechts één keer maakt Johnson een uitglijder naar het komische: wanneer Brendan met drugsbaron Pin in bespreking zit, komt diens moeder melk en koekjes brengen. Het is een klein smetje op een verder bewonderenswaardig oprechte film.
Joost Broeren