Beau Is Afraid

Het lijden van Ari Asters personages

Beau Is Afraid

Met zijn derde speelfilm Beau Is Afraid begint de signatuur van horrorauteur Ari Aster zich af te tekenen, maar ook te verbreden. De grootste horror lijkt in de hoofden van zijn hoofdpersonen te zitten. Maar waar lijden zij aan? Kunnen hun stoornissen ons wegwijs maken in de wondere werelden van Asters films?

Hereditary

In 2018 werd Ari Aster gelanceerd als dé nieuwe stem in het horrorgenre. De familiedynamiek in zijn Hereditary deed denken aan een bovennatuurlijke variant op Ingmar Bergman. Met zijn tweede film, Midsommar (2019), kwam Asters vervreemdende wereld scherper in zicht – een groteske mengeling van duisternis, absurditeit, humor en introspectie.

In Asters nieuwe film Beau Is Afraid zien we de maker van een andere, meer opzichtig komische kant, maar de dramatische psychische gesteldheid van zijn personages blijft. Die ligt hier zelfs onder een vergrootglas, met de extreem angstige hypochonder Beau (Joaquin Phoenix) als spil van de film.

Je kunt je afvragen hoe betrouwbaar de vertellers in Asters films zijn. Maar ook al vertellen ze ons misschien niet hoe alles echt gebeurd is, ze laten de kijker wel toe in hun belevingswereld. Hoe zou je die kunnen classificeren?

Gegeneraliseerde angststoornis
‘Excessieve angst en bezorgdheid (bange voorgevoelens) die gedurende minstens zes maanden vaker wel dan niet aanwezig zijn en betrekking hebben op een aantal gebeurtenissen of activiteiten.’

De in zichzelf gekeerde veertiger Beau keert terug naar zijn appartement na een bezoek aan de psychiater. Vanuit de verte zien we hem aan komen rennen, onder hoogspanning. Hij hoeft nog maar een paar meter, maar er loert iemand naar de glazen deuren van zijn portiek en die griezel mag absoluut niet mee naar binnen.

We kennen Beau nog maar net, maar voelen meteen dat dit een terugkerend ritueel is. Alsof hij vastzit in een game en alsmaar op hetzelfde level blijft steken. In zijn zak zit een potje kalmeringsmiddelen, maar hij vindt geen tijd om een pil in te nemen. Bovendien: die pillen mogen alleen met water ingenomen worden. Veel water. Zonder water nog meer problemen.

Eerst lijkt het erop dat Beau in een soort postapocalyptische wijk woont. Er waart een naakte seriemoordenaar rond, er ligt een rottend lijk op straat, een volledig getatoeëerde man met zwarte ogen achtervolgt hem en tussen al dat onheil staat dag in dag uit een salsadanser met ontbloot bovenlijf te dansen. Gaandeweg valt op dat Beau wel erg veel ellendigs overkomt. Gebeurt wat we zien wel echt? Het sublieme eerste uur van Beau Is Afraid is een opgevoerde weergave van leven met een angststoornis. Vaak zelfs komisch, maar pijnlijk accuraat en juist door de overdrijving behapbaar.

Posttraumatische stressstoornis
‘Er is sprake van een levensbedreigend gevaar of een bedreiging van iemands fysieke integriteit. De getraumatiseerde voelde onmacht tijdens het beleefde trauma. Terugdenken aan het trauma kan de getraumatiseerde overspoelen door angst en verdriet. Er is sprake van traumatische rouw als de rouwreacties heftig zijn en het dagelijks functioneren daardoor langdurig wordt beperkt.’

Midsommar

In Midsommar verliest psychologiestudent Dani Ardor (Florence Pugh) in één klap haar hele gezin. Haar aan borderline lijdende zus pleegt zelfmoord. Met isolatietape en een tuinslang heeft ze ervoor gezorgd dat de uitlaatgassen van de in de garage stationair draaiende auto ook hun slapende ouders hebben vergast.

Een aantal weken later gaat Dani samen met haar vriend en een aantal van zijn vrienden naar Zweden om een midzomerritueel bij te wonen. Voor haar vooral ter afleiding. Maar de horrortaferelen die zich daar voor haar ogen afspelen, keren terug in haar nachtmerries, met rollen voor haar overleden ouders en zus. Wat Dani werkelijk meemaakt, wat een droom is en wat trauma, vervaagt.

In Asters speelfilmdebuut Hereditary zit Annie Graham (Toni Collette) in een soortgelijke situatie. In één scène wordt duidelijk met welke opeenstapeling van ellende ze te maken heeft. Op een doordeweekse avond nadat haar moeder is overleden, gaat ze stiekem naar groepstherapie. De bijeenkomst wordt gehouden in een soort lege gymzaal, waar in het midden mensen op stoeltjes in een kring zitten.

Annie vertelt over de dood van haar moeder, die het in de laatste fase van haar leven niet allemaal meer op een rijtje had – ze had een dissociatieve identiteitsstoornis en leed aan dementie. Het contact was al eerder verwaterd en Annie’s vader stierf toen ze een baby was. Hij leed aan een psychotische depressie en hongerde zichzelf uit. Annie’s oudere broer was schizofreen en pleegde zelfmoord toen hij zestien was door zich te verhangen in de slaapkamer van hun moeder. Hij liet een verwijtend briefje achter, moeder zou mensen ‘in hem’ gestopt hebben. De hele groep kijkt Annie als verstijfd aan. Ze is nog niet klaar met praten en heeft de blikken zelf niet door.

Het zal duidelijk zijn: ook in Annie’s hoofd kan het verkeerd gaan. Hereditary is een film waarin heel hard geschreeuwd moet worden, maar heel lang niet geschreeuwd wordt. Een film bovendien, die begint met de miniaturen van woningen en huiselijke situaties die Annie voor haar werk maakt en die ons al deze intieme binnenwerelden ter observatie toont, alsof wij als publiek de psychologen van dienst zijn die hun oordeel mogen vellen.

Factitious disorder imposed on another (FDIA)
‘Voorheen Münchhausen-by-proxysyndroom. Een aandoening waarbij een familielid of een naaste doet alsof iemand lichamelijk ziek is of waarbij de ander opzettelijk verwond wordt om zo zelf steun en aandacht te krijgen.’

Asters geheel zwijgende korte film Munchausen (2013, te zien op Vimeo) heeft, met opzet, veel weg van een commercial. Een jongen gaat op kamers, het studerende leven tegemoet, in een droomachtige sequentie. Maar de moeder wil hem niet loslaten. Net als Beau Is Afraid begint deze vroege film haast komisch, hilarisch, over de top en wordt vervolgens steeds grimmiger.

Als zoonlief is vertrokken, komt moeder terug naar zijn lege kamer en ziet ze door het raam het nieuwe leven van haar zoon, een venster op zijn wereld. Zoon wint debatwedstrijden, ontmoet een medestudente die naar zijn hand grijpt, met wie hij gelukkig wordt, waarmee hij in de rij staat voor een portret bij de schoolfotograaf. Net als in een Disney-animatie is alles opgewekt en musical-vrolijk tot de duisternis verschijnt. De zoon moet thuis blijven wonen en moeder zal zorgen dat dat lukt. Zelfs als ze daarvoor onorthodox te werk moet gaan.

In Beau Is Afraid lijkt dit verschijnsel terug te keren in de vorm van Grace (Amy Ryan) en haar man, chirurg Roger (Nathan Lane). Aanvankelijk komen ze over als een wel heel gastvrij koppel, maar die gastvrijheid roept steeds meer vragen op. Ze ontlenen hun eigenwaarde aan de zorg voor anderen. Naast Beau verzorgen ze ook een oorlogsveteraan, die ze onderdak verlenen in een caravan in de tuin. Hun gasten zijn patiënten die ze als toetje pillen voeren bij elke maaltijd. Willen ze wel dat hun gasten beter worden?

Freudiaanse moeders
‘De overaanwezige moeder die altijd de schuld krijgt en verantwoordelijk gehouden kan worden voor de remmingen en angsten van haar kinderen en een levensdoordringend schuldgevoel overdraagt.’

Terwijl je alles voelt exploderen, rode lichtflitsen ziet alsof het een geboorte is in de hel, wordt al in de eerste minuut van Beau Is Afraid de navelstreng doorgeknipt. We horen flarden van een angstige moeder die bezorgd is om haar veel te stille pasgeboren kind. Het onheil is begonnen. De vroege jeugd als bakermat van alle trauma.

En zo belanden we bij moeders. De wereld in de films van Ari Aster is er een van overaanwezige moeders – moeders die na hun dood in welke vorm dan ook door blijven ratelen en zo alsnog levens bepalen – en afwezige vaders. In Hereditary stierf Annie’s vader al toen ze een baby was en lijkt Annie’s echtgenoot, vader van hun kinderen, aan de zijlijn te staan. Beau’s vader is niet meer dan een foto aan de muur, waarop hij te zien is terwijl hij – gevangen in een eeuwig droste-effect – zelf iets aan de muur spijkert.

Zo afwezig als de vader is, zo aanwezig zijn de moeders. Met de flamboyant-extraverte en theatrale Mona Wasserman in Beau Is Afraid (een heerlijk vileine rol van Broadway-ster Patti LuPone) als voorlopig hoogtepunt. Nog voordat we haar te zien krijgen, trekt ze de aandacht naar zich toe: zij is het, voelen we al snel, die een bepalende invloed op Beau heeft gehad.

Hoe is Beau Is Afraid – een odyssee als biografie van een getormenteerde ziel – zelf te labellen? Hoe lastig dat is, blijkt uit de vele genreaanduidingen die de film krijgt opgeplakt: komedie, drama, mysterie, sciencefiction, fantasy, horror. Ari Aster zelf noemde de film ‘een Joodse Lord of the Rings’.

Beau Is Afraid

Hoe zwaar de thematiek ook is, Beau Is Afraid is vooral een groteske psychologische komedie. Of toe maar, één woordje extra: een groteske psychologische zwarte komedie. In meerdere opzichten is het een overvolle film, zoals ook Beau’s brein constant over dreigt te lopen. Voortbordurend op Asters eigen even cryptische als verhelderende Joodse duiding, is de film nog het best te omschrijven als een kruising tussen het even moedergerichte en Boschiaanse Mother! (Darren Aronofsky, 2017) en het zelfbeklagend humoristische A Serious Man (Joel & Ethan Coen, 2009).

Beau Is Afraid is een bizarre tocht door iemands brein. Beau neemt ons mee op reis, hallucineert, rent, lijdt, fantaseert, heeft lief, verwondert, hoopt, herinnert, schaamt, ontwaakt, schreeuwt, verstoort, overleeft, door een bos, op een boot, komt klaar, vlucht, bevriest en (de titel zegt het al) is bang. In Asters ambitie de chaos in Beau’s brein te vangen, lijkt zijn film soms te stokken of te haperen of denk je als kijker zelf de controle te verliezen. Maar zulke barsten in de film zijn juist wezenlijk voor wat Aster je wil laten voelen: de chaos van een door angsten geteisterde geest, die nergens vaste grond onder de voeten heeft.