Bamako

Leven tussen twee werelden

Abderrahmane Sissako op de set van Bamako

Abderrahmane Sissako is Filmmaker in Focus op het Filmfestival Rotterdam. Na zijn studie in Moskou keerde de filmmaker dankzij zijn persoonlijke politieke poëtica in zijn meest recente film Bamako tot diep in het hart van Afrika terug.

Het is geen toeval dat het Filmfestival Rotterdam juist nu een hommage brengt aan de Afrikaanse filmmaker Abderrahmane Sissako (1961, Mauritanië). Allereerst was er zijn film Bamako die in mei 2006 op het Filmfestival Cannes in première ging, al draaide hij er helaas buiten competitie. Deze film was door zijn originele mise-en-scène en zijn sterke uitgangspunt een mondiaal cinematografisch evenement van de eerste orde.

Maar Sissako is ook een cineast waarvan het de moeite waard is om elke stap in zijn oeuvre te kunnen volgen, juist omdat het zo vooruitstrevend en in ontwikkeling is. Elke film komt als het ware uit de vorige voort en brengt hem dichter bij zijn doel.

De cinema van Sissako wordt gekenmerkt door de kracht van wat hij wil vertellen en z’n poëtische aanpak. Voor deze in Europa woonachtige Mauretaniër biedt elke film de mogelijkheid om zich het Afrikaanse continent weer eigen te maken en zich vragen te stellen over in hoeverre hij en zijn films daar thuis horen.

Al met zijn eerste film Octobre uit 1993 openbaarde hij zich als een van die jonge Afrikaanse filmmakers met wie men in het vervolg rekening diende te houden. Sissako was zich bewust van de thematische rijkdom die het leven tussen twee werelden hem opleverde. Het werd zijn voornaamste inspiratiebron, die zich in zijn hele oeuvre openbaart.

Afscheid
Octobre speelt zich af in Moskou, waar dit kind van Afrika zoals zovelen naartoe was vertrokken om aan de filmacademie te studeren. De film geeft een complex beeld van een zowel gehaatte als geliefde stad, te zien tegen de achtergrond van de amoureuze verhouding en het gepassioneerde afscheid tussen Idrissa en Isa. Aangezien hij zijn studie heeft voltooid, bereidt de Mauretanische jongeman zich er namelijk op voor om terug te keren naar zijn vaderland, de wereld van zijn oorsprong.

Men vindt diezelfde spanning tussen twee werelden, twee culturen in La vie sur terre (1998). Ook daarin gaat het om de terugkeer. Aan de vooravond van het jaar 2000 besluit een in Frankrijk levende Mauretanische filmmaker naar Mali terug te keren. De eerste beelden van de film zijn als van een kind dat zijn huis terugvindt: hij trekt zijn traditionele Afrikaanse kleren weer aan en gaat op de fiets zijn oude omgeving verkennen. Hij neemt z’n post weer in. Hij dwaalt door de steegjes, over de pleintjes en het land. Hij ontmoet Nana, een dorpsmeisje. En er ontvouwt zich een speelse, subtiele en tegelijkertijd diepe verstandhouding tussen hen beiden.

Hoofdpersoon Dramane (door Sissako zelf gespeeld) lééft zijn terugkeer naar Afrika. In wezen neemt ook de film zelf aan dit weerzien deel. In deze film wordt Sissako’s bedoeling veel explicieter, zonder aan poëzie in te boeten. De film legt het geweten van een filmmaker bloot die op zoek is naar richting. Hij creëert een filmmaker die, eenmaal teruggekeerd, een vertoning van zijn films voor de inwoners van zijn geboortedorp Sokoli organiseert. Op deze manier geeft de filmmaker datgene aan zijn landgenoten terug, wat zij aan hem hebben gegeven toen hij zijn film draaide. Beelden waar vervolgens de hele wereld zich aan kon laven.

In zijn volgende film Heremakono (2002) worden de betekenis en de route van de reis ingewikkelder. Het gaat meer om de verleiding van de reis, dan om hem daadwerkelijk af te leggen. Abdallah wacht op zijn gehoopte vertrek naar Europa. De plaats van zijn ballingschap, letterlijk op de grens van twee werelden, op de scheidslijn tussen zee en land, en het moment van wachten dragen bij aan zijn twijfel. De jongen probeert het universum dat hem omgeeft te ontcijferen: de personages om hem heen roepen nog meer vragen bij hem op. Nana is een jonge, sensuele vrouw die hem probeert te verleiden. Makan droomt net zoals hij van zijn vertrek. De oude visser Maata helpt hem uit zijn isolement, door hem het plaatselijke dialect te leren.

Versterkt door de vele blikken die Sissako zijn personages laat wisselen, slaat het wachten op een hypothetisch geluk beetje bij beetje een nieuwe richting in. Het vertrek, als beeld voor het andere, transformeert in het fundamentele bewustzijn dat het geluk niet noodzakelijkerwijs elders te vinden is. Zo wordt het vertrek synoniem voor de terugkeer van het andere, naar het zelf, naar een mystieke duik in het eigen onderbewuste.

Rechtszaak
In zijn meest recente film Bamako gaat het eveneens om een terugkeer, naar Afrika, en naar de plaatsen die voor de regisseur persoonlijk van betekenis zijn. Sissako installeert zich op de plek waar hij alles heeft zien ontstaan en gebeuren. Al ontbreekt het aan elke vorm van biografie in de traditionele zin.

De film speelt zich af op het binnenhof van zijn eigen ouderlijk huis. Het begrip ‘hof’ is hier op twee manieren op te vatten. Het gaat om het hof als ruimtelijke bepaling (de binnenplaats), maar ook in meer symbolische zin: het hof als rechtszaal. Want daar op en in dat ‘hof’ vindt een proces van de Afrikaanse samenleving tegen de internationale monetaire instellingen plaats.

Sissako geeft het woord aan Afrika in een reeks getuigenissen, van een eenvoudige boer tot de advocaten die organisaties als het IMF en de Wereldbank vertegenwoordigen. Een ieder krijgt het woord over de Afrikaanse schulden, de internationale politieke verantwoordelijkheden en steunmaatregelen voor het zwarte continent en de verantwoordelijkheid van de Afrikanen zelf.

Terwijl het proces plaatsvindt, gaat om en op die centrale locatie het leven gewoon door. Alle vormen van het dagelijkse leven komen aan bod. De mannen die binnenshuis theedrinken, de vrouwen die in de textielververij werken en zich met het huishouden bezighouden, een bewoonster die haar toilet maakt, het echtpaar Chaka en Melé dat ten gevolge van de werkloosheid besluit te gaan scheiden. Het proces heeft zijn eigen verloop, terwijl de sporen van de ‘misdaad’ die daar wordt aangeklaagd in alle hoeken van het ‘hof’ te zien zijn en bijdragen aan het beeld wat van Afrika geschilderd wordt: gul in zijn armoede.

Sissako maakt allereerst een film over de beschuldigingen en de oorzaken van het kwaad. Bewust van de malheur van zijn werelddeel, voegt hij zich niet bij het gejammer van de armzaligen. De getuigenverklaringen worden met grote waardigheid afgelegd. Sterker nog, in deze houding toont zich de grootsheid van de Afrikaanse ziel. Het proces speelt zich af in het hart van de film, maar is nochtans niet de hoofdzaak van wat er gebeurt, dat is dat het leven voortgaat.

Barmanan
Ontgoocheld door de steeds maar weer herhaalde betogen, richt Afrika zich in al z’n waardigheid op. De strijd is zinloos, hoewel het doel en oorzaak gerechtvaardigd zijn, maar er is geen werkelijke reden om het uit te roepen. Sissako is als de boer die weigert zich aan de regels van het proces te onderwerpen en niet wil wachten tot het zijn tijd is om het woord te nemen.

Uiteindelijk zal hij in het verloop van de rechtszaak berusten, maar als hij ten slotte terugkomt om het woord te doen, zal zijn pleit nog meer verontwaardiging wekken, niet eens door de inhoud, maar door de manier waarop hij praat. De boer spreekt ‘Bamanan’, een stamtaal die ook ‘Bambara’ genoemd wordt. Sissako heeft ervoor gekozen om deze toespraak niet te ondertitelen. Het is slechts in tweede instantie dat een van de getuigen er een samenvatting van zal geven. Tegenover de dwaasheid van de onrechtvaardigheid, kan Afrika zich alleen wapenen met zijn wijsheid en zijn grandeur.

Net zo schokkend en leerzaam als de redevoeringen van de getuigen in het proces, is de getuigenis van de boer direct, diep en waardig. Door hem bereikt de film een universele laag. Het is niet meer nodig om begrijpelijke taal te gebruiken. Daarvoor in de plaats komt een primaire kreet, een schreeuw van woede, maar misschien ook van minachting. Wanneer het geweld zijn meest extreme vorm heeft bereikt, rest er niets anders dan het te negeren, zodat de pijn niemand verhindert om te leven.

Bamako is geen film die ten dienst staat van zijn oorzaak, in tegendeel. Het ging erom een film te maken over de pijn van Afrika, een arena te creëren om de onrechtvaardigheid zichtbaar te maken, aldus de regisseur, zonder tot een eerstegraads pleidooi te vervallen, en zonder zich te beperken tot een pathetische en larmoyante klacht. Het is misschien door de cinema een absolute prioriteit te geven, dat Sissako Afrika op de beste manier kan dienen. Bamako markeert een moment van diep inzicht in het oeuvre van de filmmaker. De hommage die het Filmfestival Rotterdam dit jaar aan hem brengt, onderschrijft en herkent dat.