ANTARCTICA, A TICKET TO ETERNITY

Rolf Orthel: Het geluk ligt in kou en sneeuw

Rolf Orthel (59) mocht vijfentwintig jaar geleden als regie-assistent mee met Bert Haanstra naar de Zuidpool om pinguins en albatrossen te filmen voor Bij de beesten af. Behalve met opnamen kwam Orthel thuis met een hevige passie voor het ijskoude, besneeuwde continent. Twintig jaar later keerde hij twee keer drie maanden terug naar de Zuidpool. Het resultaat is de lange documentaire Antarctica, a ticket to eternity, die gaat over mensen die gefascineerd zijn door dit gebied. Orthel: “Het op een rigoureuze manier alleen zijn met je eigen gedachten werkt zeer verhelderend.”

Wie denkt in Orthel een fysieke krachtpatser aan te treffen, vergist zich. De bijna zestigjarige poolreiziger, behalve filmmaker ook producent en docent aan de Nederlandse Film en Televisie Academie, is tenger van gestalte en maakt een vermoeide indruk. Het kost dan ook moeite om hem in gedachten bezig te zien op het woeste Antarctica, waarin het aankomt op het verdragen van fysieke ontberingen. Dat leerden we althans vroeger op school. Is de Zuidpool niet meer iets voor de avontuurlijke jongens van de sportschool? Orthel lacht eens flink om dit ouderwetse en romantische beeld. “Dat beeld is geënt op de heroïsche ontdekkingsreizen naar de Zuidpool, maar die tijd is voorbij. Dat grote avontuur is voor ons niet meer weggelegd, al suggeren talloze films over Antarctica nog steeds alsof er niets is veranderd. Het is het soort film dat nooit vergeet te vermelden dat de Zuidpool de koudste, winderigste, hoogste en droogste plek is op aarde. Het is niet onwaar, maar deze films maken van dit gegeven altijd zo’n vreselijk nummer.”
Orthel benadrukt per se niet zo’n heroïsche, dramatische film te hebben willen maken. “Ik kan dat niet maken omdat het nergens op slaat, het appeleert aan iets dat niet meer bestaat. De huidige situatie is totaal onvergelijkbaar met vroeger: jaarlijks gaan er tussen de vijf- en tienduizend toeristen naar Antarctica plus een flink aantal wetenschappers en die zetten daarmee echt hun leven niet op het spel. Ik heb wel eens gezegd dat koude handen mijn grootste fysieke ontbering waren.”

Sneeuwval
Goed, het ging Orthel dus niet om bevroren ledematen en scheurbuik, maar waar was het hem dan wel om te doen? Hij hoeft niet lang na te denken: “Vroeger ging het om fysieke ontberingen, nu om een geestelijke zwerftocht, onze moderne manier van avonturen beleven. Dat is de leidraad in mijn film, die — het klinkt wat zwaar — is opgezet als een licht-essayistisch betoog.” In een lange uiteenzetting, waarin de woorden eenzaamheid en witte vlakte sleutelwoorden zijn, gaat hij in op zijn fascinatie voor de Zuidpool. Na een minuut of vijf onderbreekt hij zichzelf: “Misschien heb ik nog steeds niet het essentiële verteld. Het komt erop neer, dat ik het verrukkelijk vind, om zo nu en dan alleen te zijn, weg te zijn van plekken waar veel mensen zijn. Waarom ik die eenzaamheid zoek? De een vindt het oog in oog staan met een type eeuwigheid dat we hier niet kennen misschien een vreselijke ervaring, maar ik vind het fantastisch. Het is iets gevoelsmatigs, de een wil dat beleven, de ander niet.”
Als antwoord op de vraag wat hij dan precies beleeft, haalt Orthel een herinnering op: “In 1971 was ik met Haanstra bezig op een klein eilandje albatrossen te filmen toen het plotseling slecht weer werd. Het begon te sneeuwen en we konden niet verder werken. Ik ben toen in mijn eentje een wandeling over dat eiland gaan maken, daalde een aantal rotshellingen af en kwam beneden bij de zee terecht. Daar stond ik van God en iedereen verlaten in die sneeuwval. Dat was een grootse ervaring, omdat ik op dat moment volledig individu was. Er was niets tussen mijzelf en deze witte wereld, geen andere mensen, geen maatschappij, alleen maar ikzelf.” Lachend: “Dat is toch een heel andere ervaring dan wandelen op de keurig uitgestippelde voetpaden op de Utrechtse Heuvelrug.”

Jongensavontuur
Een flink deel van Antarctica bestaat uit beelden van een groepje wetenschappers op de Zuidpool. De film heeft weinig aandacht voor hun wetenschappelijke werk, maar is vooral geïnteresseerd in de manier waarop de mannen hun geïsoleerde verblijf — voor sommigen drie maanden, voor anderen anderhalf jaar — beleven. De stem van Orthel becommentarieert als voice-over in niet accentloos Engels (“Dat is een bewuste keuze, ik wil geen glad, maar persoonlijk commentaar”) de gebeurtenissen. We zien een mannengemeenschap, wat beelden oplevert met een hoog ‘kazernegehalte’: jolijt aan de bar over vrouwen, stoere praat en dronkemansgezang, afgewisseld met uitingen van kameraadschap. Orthel: “Ik wilde geen reportage maken over het werk dat daar gebeurt — niet dat ik neerkijk op een interessant wetenschappelijk filmverslag — maar het ging mij om iets anders. Ik wilde weten wat die mannen ervaren. Je hebt gelijk dat die beelden een soort ‘kazernesfeer’ oproepen, maar het is toch grappig om te zien, dat volwassen mannen weer jongetjes worden?”
De opmerking dat voor zulke beelden niet afgereisd hoeft te worden naar de Zuidpool, maar een bezoek aan een willekeurige Nederlandse kazerne volstaat, doet Orthel opveren: “Het gaat toch niet alleen daarom? Waarom gaan die mannen naar de Zuidpool? Ik zie het als een zwerftocht, een odyssee. Jij vindt dat een romantisch idee? Natuurlijk, voor sommigen van die mannen zal dat idee helemaal niet spelen, voor hen zal het meer een jongensavontuur zijn. Maar dat is toch ook prachtig? Je komt daar oudere heren tegen, die al hun hele leven bij de British Antarctic Survey werken. Zij zien er volwassen uit, maar ergens in hen brandt een soort vuur, dat maar niet dooft. Dat is toch schitterend? Maar bij anderen is er wel degelijk sprake van een soort persoonlijke zwerftocht.”
Tot welke resultaten zo’n zwerftocht leidt? Orthel: “Het verblijf daar heeft invloed op je denken, of je nu wilt of niet. Voor mij was essentieel dat je een ander tijdsbesef krijgt. De begrippen weekend en vrije tijd bestaan op Antarctica niet meer. Je doet daar de dingen die je wilt doen en dat geeft een geweldig vrijheidsgevoel. Dat zorgt er ook voor dat je op gedachten komt die je in Amsterdam niet zo gemakkelijk zult toelaten.”

Walvisindustrie
Het wegvallen van de traditionele poolheroïek stelde Orthel wel voor het probleem dat hij geen dramatische kapstok had voor zijn film. Orthel: “Dat vond ik niet erg, omdat ik het in mijn film juist over die kunstmatige dramatiek wil hebben. Antarctica moet een vertelling zijn, die laat zien wat er werkelijk gebeurt, hij moet niet het dramatische gebeuren opblazen, want dat is vals.” Het gebrek aan ouderwetse dramatiek heeft Orthel overigens deels ondervangen door een nieuwe, meer eigentijdse vorm van dramatiek: hoe beleven de geliefden thuis de afwezigheid van hun mannen? De film bevat een uitvoerig interview met een vrouw, die anderhalf jaar gescheiden leeft van haar man, waarna de film als dramatische climax zijn thuiskomst toont. Orthel: “Ik vond dat een noodzakelijk contrapunt in de film. Die vrouw geeft een kant van de zaak weer die vaak onderbelicht blijft. Mijn film wil aanzetten tot denken, ook hierover. Denk eens aan die poolonderzoekers van vroeger. Die gingen niet voor een jaartje weg, maar voor twee, drie of vier jaar en ondertussen zaten die vrouwen maar thuis. Daar zijn ook wel eens huwelijken op gestrand.”
Een andere lijn in de film is het gedoe rond het al of niet mee mogen doen van vrouwen in expedities naar het Zuidpoolgebied. Orthel vond een brief uit 1911 van een Australisch meisje, dat zich aanbood voor een poolexpeditie. In de enige, regelmatig terugkerende, gedramatiseerde scènes in de film zien we haar regelmatig thuis in haar kamer. Tot een reis komt het niet. Orthel: “De Zuidpool was altijd een mannenaangelegenheid, dus dat meisje had geen schijn van kans om mee te mogen. Dat wil ik laten zien en ook dat het nu anders is, al verschilt dat nogal per land. In Australië wordt actief geadverteerd om vrouwen te werven voor Poolonderzoek, maar bijvoorbeeld in Engeland mag er heel af en toe eens een vrouw mee. Ook de Duitsers weten geen raad met gemengde expedities, en stuurden een paar jaar geleden daarom maar een ‘all women expedition’.”
Bij een essayistische film hoort een terugblik op het verleden. Antarctica bevat intrigerende archiefbeelden van de vroegere bloeiende walvisindustrie op de Zuidpool. Aan de rand van het continent stonden fabrieken, die enorme aantallen walvissen verwerkten. Met deze industriële activiteit was het gedaan toen in de jaren dertig walvisschepen zelf drijvende fabrieken werden. Archiefbeelden van rokende fabrieken worden afgewisseld met beelden van vervallen industriële ruïnes, waarin zij zijn veranderd. Als het aan Orthel had gelegen, had hij nog ouder archiefmateriaal getoond. “Er bestaat prachtig materiaal uit het begin van deze eeuw, maar dat werd te kostbaar. Er zijn prachtige beelden van de expeditie van de ontdekkingsreiziger Shackleton, maar daar vroeg men zoveel geld voor, dat was niet haalbaar. Ja, ook speelde een rol dat Peter Delpeut veel van dat materiaal al had gebruikt in zijn film The forbidden quest. Ik heb dit probleem opgelost door de oudste periode met foto’s te documenteren.”

Wetenschapsfilosofie
Orthel is niet alleen documentairemaker, hij produceert ook films. Tot zijn ‘stal’ behoren filmmakers als Heddy Honigmann, Kees Hin, Anette Apon, Paul Cohen en Yolanda Entius. Is dat niet een beetje veel werk voor één man? Orthel: “Ik behoor nog net tot de filmgeneratie die geleerd heeft alles zelf te doen. Ik heb dat vooral meegekregen van Haanstra, waar ik niet letterlijk maar wel figuurlijk ben begonnen. Wat Haanstra voor mij betekent? Hij is voor mij niet zozeer inhoudelijk maar wel als vakman een voorbeeld. Het is fantastisch om jarenlang iemand een ambacht op een kundige en betrokken manier te zien uitoefenen.” Opgegroeid als filmmaker in de jaren zestig, is nostalgie Orthel niet vreemd. “Je bent altijd geneigd om te idealiseren, maar ik vind het niet echt leuk meer in de filmwereld. Wat ik mis is een levendige onderlinge uitwisseling van ideeën met collega’s. In andere landen tonen bevriende collega’s hun werkkopieën aan elkaar met de vraag om kritiek, maar hier gebeurt dat nauwelijks.”
Weinig vrolijk werd Orthel ook van het Nederlands Fonds voor de Film dat nauwelijks meefinancierde aan Antarctica. “Zij hebben alleen betaald voor een 35 mm bioscoopkopie, want zij vonden het project niet interessant. De film is te danken aan Henk Suer van de NOS en het Stimuleringsfonds.”
“Dat is bijna niet te beantwoorden”, zegt hij op de vraag of hij nog steeds terugverlangt naar het witte continent. “Het onderwerp waar je je mee bezighoudt is een spiegel voor jezelf, waardoor je voortdurend verandert. Wat ik nu zou willen is mijn ervaringen op Antarctica omzetten in een film over wetenschapsfilosofie, over hoe in de loop van de tijd het kijken naar een onderwerp, zoals het ijs op de Zuidpool, evolueert. Ja, het is waar, ik kom dan op het terrein van Wim Kayzer. Ik weet niet of dat wel mag.”

Jos van der Burg