All We Imagine as Light
Dit is de duisternis, dit is het licht

All We Imagine as Light
Drie vrouwen hunkeren in Mumbai, een plek waar niemand zich thuis voelt. In All We Imagine as Light brengt Payal Kapadia de stad tot leven in een nachtelijk palet van kleuren en geluiden.
Mumbai gefilmd vanuit een rijdende auto. Fruitkramen en paraplu’s worden bakens van licht in de donkere nacht. Mensen verdringen zich op markten, in treinen. Het zijn beelden die we herkennen als typisch Indiaas, maar Payal Kapadia vangt ze anders dan we gewend zijn: intiemer, melancholischer, tastbaarder. Alsof je de vochtige hitte van de moesson op je huid kan voelen.
De geluiden van de stad mengen zich met een zwevende pianomelodie. Het getoeter van auto’s klinkt als een slaginstrument. Regen klettert tegen ramen. Wolkenkrabbers verdwijnen in de nevel van de hemel. Het moessonseizoen is net begonnen.
In deze setting volgt Kapadia drie vrouwen: Prabha (Kani Kusruti), Anu (Divya Prabha) en Parvaty (Chhaya Kadam), collega’s in een lokaal ziekenhuis. In een van de eerste scènes zien we Prabha voor een raam staan, de stad weerspiegeld in het glas. Het is een veelzeggend beeld: door deze vrouwen te filmen vangt Kapadia niet alleen hun leven, maar ook de ziel – of misschien wel de gemoedstoestand – van Mumbai.
De traditionele Prabha zit gevangen in een leeg huwelijk. Ze is maar een paar dagen samen geweest met haar echtgenoot voordat hij voor een baan naar het buitenland vertrok en niets meer van zich liet horen. De jongere, rebelse Anu krijgt via haar ouders foto’s toegestuurd van potentiële echtgenoten aan wie ze haar willen uithuwelijken. Haar eigen relatie houdt ze geheim, want haar vriend is moslim. Ondertussen staat Parvaty op het punt dakloos te worden. Haar huis zal gesloopt worden om plaats te maken voor een luxe flat voor yuppen. Ze heeft niet de juiste papieren om een vergoeding te krijgen.
Rijstkoker
Kapadia schetst in fragmenten eerder een stemming dan een verhaal. Eenzaamheid. Vervreemding. Het gevoel te worden opgeslokt door een stad waar je je nooit helemaal thuis voelt.
Anu luistert naar haar eigen hartslag. Prabha omhelst een rijstkoker van Duitse makelij – het land waar haar echtgenoot spoorloos verdween. Even later dwalen Anu en haar vriend vergeefs door de straten, op zoek naar een plek om samen te zijn. En stelt Prabha zich voor hoe ze haar man opnieuw treft, en wat ze dan tegen elkaar zouden zeggen.
De film, in Cannes bekroond met de Grand Prix, laat zien hoe verlangen nooit volledig vervuld wordt. Anonieme stemmen die klinken bij de openingsbeelden reflecteren op het leven in de stad. “Ik woon hier al 24 jaar, maar ik durf het geen thuis te noemen”, zegt iemand.
Maanlicht
’s Nachts komt Mumbai pas echt tot leven. Kapadia filmt de stad wanneer de verpleegkundigen klaar zijn met hun werk. De straten en hun bewoners schitteren in het maanlicht. Het licht komt in flikkeringen: van een telefoonlampje, van verlichte ramen in een flatgebouw, van een voorbijrijdende trein. De scènes zijn prachtig uitgelicht, met kleuren die scherp afsteken tegen een achtergrond die zo donkerblauw is dat hij bijna zwart lijkt. Helderblauw, verzadigd oranje, gedempt roze en paars vloeien samen met het grijs van de stad.
En dan, plotseling, is het licht. Een verademing. Het geluid van auto’s verstomt en maakt plaats voor het getsjirp van vogels en krekels. Prabha en Anu zijn naar het geboortedorp van Parvaty gekomen om haar te helpen verhuizen. Het laatste deel van de film brengen we door aan zee, waar het diepe blauw van de nacht wordt ingeruild voor een parelmoerblauw.
Door licht, kleur en geluid schetst Kapadia de melancholie van eenzaamheid in een stad met miljoenen mensen. Zoals een van de personages stelt: “Als je in de duisternis zit, probeer je je licht voor te stellen. Maar als je eindelijk het licht ziet, verblindt het je.”