Payal Kapadia over All We Imagine as Light
'Ik wilde de tegenstrijdige ervaringen van Mumbai tonen'

All We Imagine as Light
Payal Kapadia wist dat ze haar film over twee werkende vrouwen in Mumbai wilde situeren. Maar ook dat haar hoofdpersonen de stad zouden moeten verlaten om tot reflectie te komen. “Het is een stad met veel mogelijkheden voor vrouwen, maar niet iedereen kan de druk van de stad aan.”
Ze wordt sinds het afgelopen filmfestival van Cannes geroemd als de documentairemaker die met haar tweede lange film succesvol een overstap naar fictie heeft gemaakt. En dat terwijl Payal Kapadia’s eerste lange film, A Night of Knowing Nothing (2021) een essayistische documentaire was die ook fictie bevatte.
Op de vraag of ze het label van ‘overgestapte documentairemaker’ vervelend vindt, lacht ze – zoals ze vaker tijdens het interview zal doen. “Ik ben eigenlijk altijd al actief geweest in zowel fictie als documentaire, maar ik ben er oké mee. Het zegt vooral iets over de wens van mensen om te categoriseren. Uiteindelijk is het allemaal cinema. In documentaires zit ook veel fictie, je vertelt iemand om zich op een bepaalde manier te gedragen, je zet er misschien een voice-over in. Alles heeft een subjectiviteit.”
Die mengeling van fictie en documentaire zit ook in All We Imagine as Light, de speelfilm waarmee ze in Cannes de Grand Prix won. Daarin delen twee verpleegkundigen een appartement, de terughoudende Prabha, die al jaren haar in Duitsland werkende echtgenoot niet heeft gesproken, en de vrijgevochten Anu, die in het geheim een relatie heeft met een moslimjongen. Allebei werken ze in hetzelfde ziekenhuis in Mumbai (Bombay, zoals Kapadia het zelf steevast noemt en het in India onder de lokale bevolking nog heet).
Maar voordat we deze twee vrouwen leren kennen, neemt Kapadia ons in de eerste minuten van haar film mee haar geboortestad in. In flarden krijgen we ‘willekeurige’ levensverhalen mee terwijl de camera door de straten van Mumbai trekt, soms aan boord van een trein. “Voor mij voelt dat als een tracking shot door de stad. Tijdens een rit kan je hele buurten met elkaar vergelijken, zien wat de architectuur is per wijk en je afvragen wie er woont, hoe industrieel of rijk het is. Het geeft je een duidelijke indruk van het leven in een stad.”

“Mijn stad, Bombay, is sterk gesegregeerd. De verschillen tussen wijken kun je heel duidelijk zien. Daarom wilde ik die geografisch dicht bij elkaar liggende, tegenstrijdige ervaringen van de stad voorbij laten komen. In Chantal Akermans News from Home (1977), een film waar ik erg van houd en een van de films die me bevrijd heeft in mijn aanpak van deze film, laat Akerman beelden van New York tijdens het magische uur zien. Op hetzelfde moment hoor je brieven van Akermans moeder in België aan haar dochter. In wat er wordt voorgelezen hoor je duidelijk de bezorgdheid en het gemis door de fysieke afstand, maar ondertussen zie je de stad en voorbijgangers en kun je bij al deze mensen denken dat daar zovelen bij moeten zitten die ook een verlangen hebben naar wat ze hebben achtergelaten.”
All We Imagine as Light voelt aan als een liefdesbrief, maar ook als een aanklacht tegen Mumbai. Was die dualiteit het vertrekpunt om deze film te maken? “Ik wilde vooral dat de film zich daar zou afspelen. Het is een stad met heel veel mogelijkheden voor vrouwen. In India is het niet altijd makkelijk om als vrouw late diensten te draaien en alleen te wonen. Bombay is in mijn land een van slechts enkele steden waar vrouwen met meer gemak hun leven kunnen leiden. De hele infrastructuur van de stad is gericht op woon-werkverkeer. Dat zorgt ervoor dat vrouwen zich veiliger voelen als ze bijvoorbeeld om vier uur ’s nachts na een lange dienst de trein terug naar huis moeten nemen. Wat ook helpt is dat de filmindustrie zich in Bombay bevindt, een industrie met onregelmatige werktijden waarin veel vrouwen actief zijn. Allemaal aspecten die de stad gevoeliger hebben gemaakt voor vrouwen en werkende vrouwen in het bijzonder. Daarom voelde het meteen goed om mijn hoofdpersonen, werkende vrouwen, in Bombay te plaatsen.
“Daartegenover staat dat het een erg dure stad is, zo duur dat je niet echt pauzes kunt nemen omdat je de hele tijd door moet werken om de huur te betalen. Waarschijnlijk is het zoals alle grote steden ter wereld geen gemakkelijke stad om in te wonen. Niet iedereen kan de druk van de stad aan. Die beide kanten van Mumbai wilde ik in mijn film hebben.”
De film gaat over het leven van minder bevoorrechte vrouwen in Mumbai wier verhalen we normaal niet zien. Zelf kom je uit een hogere kaste dan je hoofdpersonen Prabha en Anu. “Ik zou mijn kaste niet willen benoemen, maar ik ben zeker bevoorrecht. Ik heb zelf op andere manieren privileges, bijvoorbeeld mijn toegang tot cultuur, tot sociaal kapitaal, het feit dat ik Engels spreek en subsidies kan aanvragen in andere landen. Mijn moeder heeft bovendien al veel regels overtreden en, door kunstenaar te worden, mijn weg geplaveid. Filmmaker worden in India is al zoiets groots; daarvoor moet je bijvoorbeeld uit een familie komen die ermee akkoord gaat dat je niet vanaf jonge leeftijd je ouders onderhoudt.”
Als je zelf al meerdere privileges hebt genoten, is het dan lastig om je in hoofdpersonen met minder mogelijkheden te verplaatsen? “Ik denk het wel, maar ik heb veel tijd besteed aan het schrijven van het script en veel mensen ontmoet tijdens de research voor de film. Ik denk dat het helpt dat ik ook non-fictie maak en sowieso mijn hele leven al bezig ben met observeren. Dat zal zeker geholpen hebben om meer te begrijpen. Ik wil zo veel mogelijk recht doen aan hun situatie.”
Om nog een interessante tegenstelling te noemen: All We Imagine as Light blinkt uit in zijn eenvoud, maar ook in zijn lyriek. Hoe heb jij dat aangepakt? “Ik ben nu eenmaal een simplistisch-lyrisch persoon (lacht). Het proces van filmmaken is voor mij – en dan parafraseer ik in de basis van wat Tarkovski erover zei – als beeldhouwen. Je beitelt en schaaft aan het verhaal tot je een leesbaar script hebt, maar dan heb je nog geen film. Als je je film daarna hebt opgenomen, realiseer je na afloop wat je eigenlijk niet nodig hebt. Vervolgens is er dan de montage. Opnieuw ga je nadenken over alles en schaaf je door, op zoek naar hoeveel je precies moet vertellen. Ik hou heel erg van de eenvoud van een structuur. Zo inspireren Japanse korte verhalen me enorm, net als haiku’s. In hun eenvoud van schrijven kunnen die zowel niets als alles betekenen. Zo eenvoudig kan het zijn, en toch heel diep. Daar streef ik naar.”
In het tweede deel verlaten Prabha en Anu Mumbai en gaan naar het platteland. Ook voor ons als kijker voelt dat als op adem komen, alsof we de tijd krijgen om in te laten dalen wat er in Mumbai gebeurde. “Ik wilde een soort rustmoment. De eerste helft is erg snel en beslaat meerdere dagen, de tweede helft vindt plaats op één lange dag waarin ik het gevoel van een vakantie wilde vangen. Als je er even tussenuit bent kijk je niet meer zo veel op je telefoon, is er wellicht geen internet, vertelt niemand je om op tijd op te staan voor je werk. De tijd vertraagt en je krijgt een gevoel van tijdloosheid als in een droom: dan weet je ook niet hoeveel tijd er daadwerkelijk verstrijkt. In India is het echt moeilijk om vakantie te vieren want we hebben niet zoveel wettelijke feestdagen of vrije dagen. Als je in een andere stad woont dan waar je vandaan komt, ga je meestal tijdens je vakantie terug naar je familie. In de film zit het bewust net wat anders, maar het alsmaar terugkeren is eigenlijk het gangbare verhaal van Indiase mensen die voor hun werk ergens anders zijn gaan wonen. Daar komt ook nog bij dat alle staten in India heel verschillend zijn. Er wordt overal een andere taal gesproken. Als je naar een andere staat gaat, voel je echt dat je ergens anders bent.”