A House in Jerusalem
De horreur van vroegere bewoners

A House in Jerusalem
Een jong meisje ontdekt dat het huis van haar Joodse familie in Israël ooit eigendom was van een Palestijns gezin. Filmmaker Muayad Alayan maakt er een sympathieke maar opzichtige horrorfilm van, over rouw en het naargeestige Palestijnse verleden.
In A House in Jerusalem blijkt eens te meer hoe de mens in staat is om onwelgevallige zaken uit het verleden te verzwijgen. Uit schaamte of schuld. In het Palestijnse drama verhuist de piepjonge Rebecca (Miley Locke) met haar vader Michael (Johnny Harris) ineens van Engeland naar Israël. De lukrake verhuizing heeft te maken met de plotselinge dood van Rebecca’s moeder, zo laat de Palestijnse filmmaker Muayad Alayan (The Reports on Sarah and Saleem, 2018) al snel doorschemeren.
Michael wil in Jeruzalem aan een nieuw leven beginnen met zijn dochter en het gigantische huis van zijn overleden ouders leent zich daar uitstekend voor. Maar Rebecca mist haar moeder en krijgt door deze abrupte beslissing nauwelijks ruimte om te rouwen. Terwijl Michael zijn verdriet liever voor zichzelf houdt, getuige nachtelijke huilpartijen.
Maar dan neemt de film een opvallende wending. Wanneer Rebecca een porseleinen pop ontdekt in een put in de tuin begint ze rare bovennatuurlijke verschijnselen mee te maken. Ze voelt dat er voortdurend iemand door het huis spookt. Natuurlijk gelooft vader haar niet en wordt ze naar therapie gestuurd. Ook de therapeut is nauwelijks behulpzaam en schrijft Rebecca medicatie voor om “beter te slapen”.
Opzichtig begint Alayan te spelen met de conventies uit het horrorgenre. Zo is eerder al te zien hoe een kraai op omineuze wijze neerstrijkt wanneer Rebecca in de tuin zit. En als de geest zich eenmaal aandient, dan is dat in de vorm van het Palestijnse meisje Rasha (Sheharazade Makhoul Farrell), die met haar bleke voorkomen doet denken aan het monster uit The Ring (1998). Als kijker vermoed je al snel: de Palestijnse familie van het meisje was vast de eigenaar van het huis totdat het in 1948, na de Nakba (de Arabisch-Israëlische oorlog), werd ingenomen door de Israëlische staat.
Dat komt omdat de boodschap er in A House in Jerusalem dik bovenop ligt. Het is van meet af aan evident dat het drama een allegorie is voor de gruwelijke wijze waarop de Palestijnen hun bezittingen en hun land zijn ontnomen. Michael verzwijgt zijn verdriet, net zoals hij het liever niet heeft over wie er vroeger in het huis van zijn ouders woonden. Hij schaamt zich voor zijn tranen en voelt misschien een zekere schuld naar Rasha’s familie. Rebecca kijkt op haar beurt juist met een open blik naar de wereld en belandt later in de film in Palestina. Ook die wending is voorspelbaar. Het is spijtig dat Alayans sympathieke ambitie om persoonlijke rouw met nationale rouw te verbinden, heeft geleid tot een clichématige film.