A Field in England
In een cirkel van paddenstoelen
De schaduw van Jodorowsky hangt over A Field in England, Ben Wheatley’s ontregelende kijk op de Britse zeventiende eeuw. Via de VOD-platformen hoopt deze cultfilm zijn publiek te vinden.
Drie zeer diverse films (Down Terrace, 2009; Kill List, 2011; Sightseers, 2012) hebben Ben Wheatley tot Engelands meest avontuurlijke regisseur gepromoveerd. Of hij zijn status weet uit te bouwen tot die van gearriveerd cineast zullen we weten wanneer volgend jaar zijn eerste grote productie het licht ziet: de verfilming van J.G. Ballards High Rise. Maar eerst wordt in Nederland nog snel even cultfilm nummer vier online gedumpt. Tenminste, zo voelt het een beetje met de lancering van A Field in England. Geen theaters, geen dvd, maar direct via iTunes en de VoD-platformen te betrekken.
Heel vreemd is die keuze niet, want het publiek voor A Field in England zal klein zijn. We schrijven de zeventiende eeuw, en een burgeroorlog verscheurt Engeland. Het is de tijd van lange capes, slappe hoeden en slechte gebitten. Een burgerman, Whitehead genaamd, heeft zich zonder kleerscheuren uit een bloedige veldslag weten terug te trekken. Midden op het Britse platteland krijgt hij gezelschap van drie haveloze avonturiers.
Whitehead heeft een missie, zo lijkt het. Voor een niet nader genoemde opdrachtgever moet hij alchemist en waarzegger O’Neil zien op te pakken. Deze heeft occulte geschriften gestolen die terug moeten naar de eigenaar. Ze treffen O’Neil midden in een magische cirkel van paddenstoelen, waar ze de alchemist met een touw (!) uit weten te trekken. Dan kan de krachtmeting tussen de twee geleerde mannen beginnen.
O’Neil denkt de paranormaal begaafde Whitehead te kunnen inschakelen bij het vinden van een begraven fortuin. Hij neemt de burgerman mee in een tentje op de hei, waar vervolgens een vreselijke kwelling plaatsvindt. Tenminste, daar gaan we maar van uit, omdat de camera keurig buiten blijft wachten. Het is Wheatley ten voeten uit: alle voor de hand liggende trucs om zijn film eens lekker eng te maken, heeft hij opzij geschoven. De aanzienlijke wonden die sommige van de mannen oplopen worden door het gebruik van zwart-wit nooit akelig. En een open vlakte in het volle daglicht is natuurlijk ook niet snel angstaanjagend.
A Field in England beweegt zich veel meer op het terrein van Herzogs Aguirre, the Wrath of God of Jodorowsky’s El topo dan in het horrorgenre. Het is bewust ontregelende cinema die zijn kracht haalt uit de verwarring die wordt gezaaid. Is iedereen soms high van die paddenstoelen? Dood? Dat doet Wheatley iets minder overtuigend dan zijn illustere voorgangers. Hele stukken zijn gewoon saai doordat je als kijker geen idee hebt waar deze mannen nou precies naar op zoek zijn.
Wat doet de film dan wel goed? Het zwart-witgebruik geeft Field een overtuigingskracht die kleur niet snel had geboden. Wheatley experimenteerde met heel goedkope lenzen die voor een mooie vervreemding zorgen. Het taalgebruik heeft een schitterende tijdloosheid, en bevat uitspraken als “If wishes were horses, beggars would ride“. Een volksliedje ontpopt zich tot een melancholieke herkenningsmelodie. En een paar keer lijkt Wheatley zelf wel onder invloed van psychedelica en gaat hij zichzelf visueel te buiten, met memorabel resultaat.
We moeten A Field in England gewoon zien als de klein gebudgetteerde stijloefening die hij is. Een vormexperiment van een talentvol regisseur die in de toekomst met meer geld nog heel bijzondere dingen zal laten zien. Althans, dat hopen we.