Scherpstellen: Alles is liefde, een onverwacht cynische film?

De kleur van Nederland

Alles is liefde

Bedoeld of niet: de filmhit Alles is liefde laat een wel heel erg wit ensemble zien van hoofd- en bijpersonages. Hij geeft daarom een behoorlijk ‘eng’ beeld van Nederland anno nu.

De enige allochtonen zijn de zwarte Pieten… Typex en ik tekenden het wat schertsend op in onze maandelijkse filmstrip – want de (gevoels)kleur van de Nederlandse samenleving is inmiddels zo’n beladen begrip, dat je je woorden in alle nuances van het totaalpalet moet wegen. Toch viel het op. Alles is liefde is zo wit als de baard van Sinterklaas. Niet te verwarren met het paard van sinterklaas, een even witte schimmel waarop zomaar een prins je leven zou kunnen komen binnenrijden. Daarover zo meer.

Alles is liefde is van alles. Eerst en vooral een romantische komedie die een verliefde glimlach op je lippen tovert. Fijn! Meer pretenties heeft de film ook niet. De makers verwijten dat hij z’n personages binnen de veilige omhelzing van de Amsterdamse grachtengordel gevangen houdt is dan ook niet wat ik hier wil doen. Dat is net zoiets als de film aanwrijven dat hij niet over Sint Maarten gaat. Of het Woody Allen kwalijk nemen dat hij niet eens in The Bronx gaat filmen (alhoewel: hij ging recentelijk naar Londen, dat is voor hem waarschijnlijk even schokkend). Alles is liefde doet wat-ie doet en dat doet-ie goed.

Naïef
Toch valt het wel op, dat witte. Met z’n dertig hoofd- en bijrollen, z’n setting in het Amsterdamse (met een parodiërend uitstapje naar het Hilversumse medialandschap), z’n nadrukkelijke straatbeelden meanderend van schoolplein naar methadonbus en van buurtkroeg naar Bijenkorf, mag Alles is liefde er eigenlijk niet mee wegkomen dat hij alleen maar Alles is liefde is. Met film is het ingewikkelder. Je kunt van alles doen, laten, nalaten, weglaten, maar de pech is dat je ook aangesproken kunt worden op wat je onbedoeld (niet) bedoeld hebt. Films leiden ook een eigen leven.

Of zoals scenarioschrijver Robert Alberdinkh Thijm onlangs vertelde: toen regisseur Norbert ter Hall en hij voor Monte Carlo (de zwarte acteur) John Wijdenbosch castten in de rol van chauffeur, was dat omdat hij eenvoudigweg de beste was. Ze waren verbaasd dat iedereen opeens over Driving Miss Daisy en racisme begon, terwijl dat helemaal niet de bedoeling was. Totdat iemand ze zei dat het naïef was dat ze daar niet aan hadden gedacht, omdat het, als je een zwarte acteur cast, daarover gáát. De enige reden dat het er niet over gaat als je een witte acteur cast, is omdat we daaraan gewend zijn. Ja, ontluisterend werkt ons waarnemingsvermogen wel.

Maar zijn bioscoopbezoekers en tv-kijkers anno nu niet inmiddels ook ‘gewend’ aan films en series met een cast die een kleurtje heeft, juist omdat we daar op straat ook gewend aan zijn? Het paard van Sinterklaas is daar een recent geslaagd voorbeeld van. Natuurlijk gaat de film over de integratieproblemen van het Chinese meisje Winky en haar ouders, maar op een metaniveau is niet die specifieke situatie een subthema van de film, maar het gevoel van vreemdheid dat kinderen ten opzichte van hun familie en hun omgeving kunnen voelen. Een veel universelere insteek dus. En daar past best een Marokkaanse keukenhulp bij die met het meisje van het café aan de overkant vrijt. Gewoon omdat hij de leukste jongen van het dorp is.

Tijdmachine
Het is een veelgehoorde klacht van ‘allochtone’ acteurs, dat ze altijd als ‘allochtoon’ worden gecast, en nooit als bakker of politieagent of zwarte Piet (nou ja, dat ligt dan misschien nog een ietsepietsie ingewikkeld). Daarom valt het me juist van een castingagent die een film bedacht zo tegen dat hij niet wat beter in zijn kaartenbakken heeft gekeken. Homo’s en Joden, ok, die mogen in Alles is liefde worden bespot. En de zwarte popster die als anonieme ‘beroemde zanger’ op de credits staat kan even beledigd worden door Bad Sinta die hem vertelt dat de zwarten nou eenmaal de slaven van Sinterklaas waren. En dat is dat? Een weggemoffeld driedubbel omgedraaid politiek (in)correct grapje?

Als ik anno nu naar Makkers staakt uw wild geraas van Fons Rademakers kijk (een film uit 1960 waarmee Alles is liefde minstens evenveel gemeen heeft als met de Engelse kerstfilm Love Actually) dan werkt die onwillekeurig als een tijdmachine of als een telescoop waardoor je opeens heel helder een tijdsbeeld ziet. Zo gaat het met films en foto’s. Als de hoofdpersonen en de geportretteerden dood zijn of vergeten dan valt je opeens op dat er op de achtergrond nog een trekschuit lag, of een poster voor Kwatta-chocoladerepen hangt. Het beeld wordt een vergrootglas voor een historisch-sociologisch te duiden ‘plaats delict’ waar plotseling paardensporen in de sneeuw opduiken. Alle details en futiliteiten blijken een lakmoesproef.

Alles is liefde slaat bleek uit. De film is een ‘verkleinglas’, een spiegel van de eng gesegregeerde samenleving. Dat kan natuurlijk ook de boodschap zijn: kijk ons eens praten over de multiculturele samenleving en die prachtwijken en Geert & Rita, maar ondertussen zitten we lekker te tobben over de liefde op ons eigen eiland. Gaat mij te ver. Simpeler is het en jammer: Alles is liefde geeft vooral een verouderd beeld van een Nederland dat eigenlijk niet meer bestaat. Niet in het kakdorp waar ik woon en niet in de hoofdstad waar ik werk. Of portretteerde Kim van Kooten stiekem het Nederland waarin wij wíllen geloven, net zoals in de liefde en in Sinterklaas? Dan is het een onverwacht cynische film.