Pleidooi tegen spoilerfobie

Zullen we stoppen met zeuren over spoilers?

The Sixth Sense

Zullen we met z’n allen stoppen met zeuren over spoilers? Het aanzwellende geklaag over het weggeven van details van de plot van films en series doet deze audiovisuele media geen recht, en staat een volwassen gesprek erover in de weg.

Kan ik een film bederven door erover te schrijven? Gezien de hoeveelheid ophef die er tegenwoordig is over spoilers, zou je het wel gaan denken. Zeker online krijg je bij de minste of geringste informatie over de plot van een film al geschreeuw om spoiler-waarschuwingen naar je hoofd. Die niet zelden gepaard gaan met grove verwensingen. Lees de commentaren onder de recensies van Variety-correspondent Owen Gleiberman, die notoir ruimhartig is in zijn plotbeschrijvingen, er maar eens op na. Zelfs het filmfestival van Cannes doet aan de paniek mee: daar worden dit jaar geen persvoorstellingen meer georganiseerd in de ochtend voorafgaand aan de avondpremières van de competitiefilms, zodat Twitterende critici het feestje van de sterren niet kunnen bederven.

Ik geloof er niet zo in, dat hele idee van spoilers. Om twee (ogenschijnlijk tegengestelde) redenen. Punt een: een film kán niet verpest worden door wat je erover leest. Net zoals ik een muziekstuk of schilderij niet kan verpesten door het te beschrijven. En twee: álles wat je over een film leest voordat je hem ziet, is in essentie een spoiler.

De wetenschap lijkt het met me eens te zijn. Uit een psychologisch onderzoek uit 2011 concludeerden onderzoekers van de University of California dat kennis over hoe een verhaal afloopt het plezier in het lezen ervan juist vergroot. Dat gold vrijwel consequent, of ze hun proefpersonen nu detective-verhalen lieten lezen of verhalen met een ironische draai aan het eind of literair proza. Niks geen ‘spoilers’ dus, stelde professor in de psychologie Nicholas Christenfeld; we zouden beter kunnen spreken over ‘enhancers’. Alleen is dat idee moeilijk te verkopen, want mensen kunnen in hun eigen leven per definitie geen vergelijking maken tussen gespoild en ongespoild kijken — je hebt immers maar één kans op een eerste kijkervaring.

Alles instant
De hedendaagse spoilerfobie heeft veel te maken met hoe het internet onze levens overhoop heeft gehaald. Waar we vroeger een week moesten wachten op de nieuwste aflevering van favoriete series, om er pas de volgende dag bij de koffieautomaat op kantoor over te kunnen praten, zijn de meeste series inmiddels instant beschikbaar. Streamingdiensten zetten hele seizoenen in één keer online, en het gesprek over films, games en tv-series begint op social media nog tijdens het kijken. En we kunnen met zijn allen wel blijven doen alsof illegaal downloaden niet bestaat, maar feit is dat populaire buitenlandse films en series hier door veel mensen allang bekeken zijn ruim voordat ze hier officieel beschikbaar zijn.

Intussen zijn we er ook meer en meer aan gewend geraakt dat wat we online zien, horen en lezen precies is toegesneden op onze belevingswereld — de welbekende filterbubbel. Dus is elk beetje ongewenste informatie een steeds grotere verstoring. Het lijkt een onvervreemdbaar recht te zijn geworden om dingen niet te weten. Als ík nog niet naar het nieuwste seizoen van Game of Thrones heb gekeken, welk recht heeft de buitenwereld dan om mij te confronteren met informatie over wat daarin te zien is?

Het past bovendien in een cultuur waarin films meer en meer gereduceerd worden tot hun plot. Waarin het alleen nog maar draait om wát er gebeurt en steeds minder om hoe die gebeurtenissen verteld worden, om het samenspel van licht, geluid, kleur en textuur dat het wezen is van cinema.

Juist daarnaar verwijst professor Christenfeld in een poging om het grotere leesplezier van de gespoilde lezers te verklaren: omdat ze al weten waar het verhaal naartoe gaat, genieten ze meer van hoe de verteller hen daarheen leidt en van de details die ze onderweg tegenkomen.

Twists
Natúúrlijk zijn er films waarvan ik als criticus iets aan de kijkervaring kan verpesten door cruciale wendingen weg te geven. De beroemdste voorbeelden daarvan zijn waarschijnlijk nog steeds The Sixth Sense (M. Night Shyamalan, 1999) en The Usual Suspects (Bryan Singer, 1995). Beide films eindigen met een twist die al het voorgaande in een nieuw daglicht stelt. Als ik die verraad, verander ik daarmee fundamenteel hoe u als lezer vervolgens die film ervaart.

Maar die twee voorbeelden tonen ook meteen hoe problematisch het idee van spoilers eigenlijk is. Want hoewel ik ook hier nog angstvallig om de twists heen schrijf, zijn ze beide inmiddels onderdeel van de populaire cultuur geworden. Wie het nog steeds niet wil weten, moet de gemarkeerde tekst maar even overslaan: Bruce Willis is dood, en Verbal Kint is eigenlijk Keyser Söze. Dat weet inmiddels vrijwel iedere filmliefhebber. En toch worden beide films nog altijd herkeken, juist door de mensen die het geheim al weten.

Kortom: een spoiler is tijdgebonden, en iets als een spoiler betitelen is niet zelden vooral een marketingmechanisme. Uiteindelijk worden zowel The Sixth Sense als The Usual Suspects volgens mij alleen maar interessanter als je ze kijkt in de volle wetenschap van hoe het afloopt. Zie wat dat betreft ook Psycho, het oervoorbeeld van een film die met zijn twist in de markt wordt gezet maar ook lang nadat die twist algemeen bekend werd nog eindeloos opnieuw werd bekeken. Bovendien: als het gaat om de kijkervaring, is in feite zelfs het vermelden dát deze films een twist hebben een fundamenteel probleem. Toch moedigt de marketing dat dan weer wel aan.

Vuistregel
Voor die schaarse films waar écht iets weg te geven valt, is de journalistieke praktijk al sinds jaar en dag dat recensenten de verrassing niet verklappen. Of dat je, in de nog schaarsere gevallen waarin je het wel doet om over een bepaalde interpretatie van de film te kunnen praten, daar een duidelijke waarschuwing bij plaatst. Die ongeschreven regel elke keer expliciet maken, zou een infantilisering van de filmkritiek zijn.

Bovendien: het geschreeuw om ‘spoiler-waarschuwingen’ draait vaak om plotwendingen die veel minder evident off limits zijn. Het gezeur gaat niet om die overduidelijk ‘foute’ informatie, en ook niet over de overduidelijk ‘correcte’ informatie — de basis van de plot die vaak al in de trailers wordt weggeven (breek overigens de spoilerfoben de bek niet open over de plot-spuiende hedendaagse filmtrailer). De problemen ontstaan in het grijze gebied ertussen en dat is precies het grijze gebied waarin recensenten hun werk doen. Waarin ze afwegingen maken over wat ze mogen of moeten beschrijven om meningen en interpretaties te onderbouwen.

Daarvoor is een simpele, ongeschreven vuistregel: wat in het eerste halfuur van de film gebeurt, kun je veilig opschrijven. Maar zoals altijd bij vuistregels zijn er uitzonderingen, beide kanten op. Zowel in arthousefilm Foxtrot als in de horrorfilm A Quiet Place gebeurt al in dat eerste deel iets wat ik niet met goed geweten kan verklappen, ook al maak ik het mezelf daarmee in beide gevallen lastig om over de film te schrijven. Omgekeerd zijn er veel films waar het einde zó voor de hand ligt dat je niets verklapt als je het weggeeft. Sterker nog, massavermaak drijft juist op voorspelbaarheid. Zie de romkom.

Uiteindelijk is het simpel: alles wat je vóór het kijken over een film leest, verandert de kijkervaring. Maar als het een goede film is, kan niets wat je leest de kijkervaring bederven. Het is precies ons werk als filmcritici om de kijkervaring te veranderen, hopelijk ten goede — door met context, duiding en interpretatie handvatten te geven die het kijken naar de film verrijken. Als je niet wilt dat je blik wordt beïnvloed, moet je niets over een film lezen. Maar als ik met iets wat ik schrijf de hele film kan bederven, dan moet het wel een verdomd belabberde film zijn geweest.