Nederlandse filmindustrie nog steeds weinig divers

Buladó

Filmmakers van kleur hebben minder werk dan hun witte collega’s, werken korter en zitten minder vaak op leidinggevende posities. De helft van de AV-professionals beoordeelt de sociale veiligheid op de set bovendien als onvoldoende. Dat blijkt uit een nulmeting over diversiteit en inclusie in de Nederlandse filmindustrie.

Je kunt niet zijn wat je niet kunt zien heet het onderzoeksrapport dat Gunay Uslu, staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vorige week presenteerde in de Tweede Kamer. De publicatie is het resultaat van een onderzoek dat zij drie jaar geleden instelde na gesprekken met KLEUR, het initiatief dat toen net was opgericht om het gebrek aan diversiteit in de filmsector aan de kaak te stellen. In datzelfde jaar was Buladó, een film met grotendeels zwarte cast, de openingsfilm van het Nederlands Film Festival maar ging niet één van de Gouden Kalveren naar een film gemaakt door een regisseur of scenarist van kleur. Ook bij de DirectorsNL Awards, de jaarlijkse uitreiking van Nederlandse regieprijzen, ontbraken in 2020 makers van kleur op de nominatielijst.

Die onzichtbaarheid van niet-witte filmmakers bij de prijzengala’s is illustratief voor samenstelling van de Nederlandse filmindustrie. Van de 100 films uit de periode 2018-2020 die voor het onderzoek werden bekeken, hebben er 40 één of meer dragende rollen voor personages van kleur. Voor het totaal van de personages ligt het percentage op 21%. De verschillen tussen fictie en non-fictie zijn overigens groot. In fictiefilms zijn gekleurde personages met 14% ondervertegenwoordigd, terwijl ze in non-fictie met 35% juist erg zichtbaar zijn. Ter vergelijking: van de Nederlandse bevolking identificeert zich 17% als ‘van kleur’.

Die aanduiding is erg generiek en maskeert de onderlinge verschillen. Zo zijn filmprofessionals met een (niet-Indonesische) Aziatische, Marokkaanse en Turkse achtergrond minder werkzaam op Nederlandse sets. Makers met een Surinaamse, Antilliaanse of Indonesische achtergrond zijn veel beter gerepresenteerd. Makers van kleur zijn relatief vaak acteur of werkzaam in research maar onder agenten zijn ze ondervertegenwoordigd. En ook in leidinggevende functies is de dominante kleur wit. Ten slotte is er nog de factor gender. Makers van kleur zijn vaak jong en man. Vrouwen van kleur, zeker als ze ouder zijn dan 40, zijn hoegenaamd afwezig in de Nederlandse filmwereld.

Representatie gaat niet alleen over wie er voor en achter de camera staat. Het gaat ook over de verhalen die verteld worden. En volgens het onderzoek is het witte vertelperspectief nog steeds het meest voorkomende in Nederlandse films.

Het rapport Je kunt niet zijn wat je niet kunt zien is grotendeels gebaseerd op een enquête die is ingevuld door 694 professionals uit de Nederlandse filmwereld. Daarnaast zijn er individuele interviews afgenomen en twee ‘duidingssessies’ georganiseerd. Tevens zijn 100 Nederlandse filmproducties uit de periode 2018-2020 onder de loep gelegd en beoordeeld op diversiteit en vertelperspectief. De samenstellers van het rapport geven volmondig toe dat het overzicht niet volledig is, maar onderstrepen de status van het onderzoek als nulmeting. Wordt vervolgd dus.