Anouk Aimée (1932-2024)
Melancholisch aura

Anouk Aimée in Les plus belles années d’une vie (2019)
Anouk Aimée, een van dé Franse sterren uit de jaren zestig, werkte met grootheden als Fellini, Lelouch, Lumet, Bertolucci en Altman. Ze overleed op 18 juni 2024, op 92-jarige leeftijd.
Toen Claude Lelouch Anouk Aimée vroeg om voor Les plus belles années d’une vie (2019) nog een allerlaatste keer in de huid van Anne Gauthier te kruipen, aarzelde ze. Acteren deed ze al een tijdje niet meer en ze vreesde te oud te zijn voor een filmrol van die zwaarte. Maar ze was Lelouch schatplichtig, vond ze – hij maakte haar in 1966 een ster, met het romantische drama Un homme et une femme.
Enkele jaren eerder, toen ze in 2014 terugkeek op haar carrière, vertelde ze in een interview met Radio France al hoe belangrijk Lelouch voor haar was: “Hij is familie. Claude is familie aan mijn moederskant, Fellini is dat aan mijn vaderskant. Zij zijn de twee pijlers in mijn leven.”
Dat haar leven zo in de kijker zou lopen, had Aimée (geboren als Nicole Françoise Florence Dreyfus) niet kunnen verzinnen. Want acteur, dát zou ze beslist niet worden. Allebei haar ouders, Geneviève Sorya en Henry Dreyfus zaten weliswaar in het vak, maar de Française wist als kind amper wat acteren inhield: ze zag haar ouders nauwelijks in actie. Vooral omdat de oorlog uitbrak, haar vader joods was en ze onder haar katholieke moedersnaam buiten Parijs, op veiligere plekken opgroeide. In Zuid-Frankrijk bijvoorbeeld, waar ze opgeleid werd als klassiek danser bij de Opéra de Marseille. Ook kwam ze even terecht in op een kostschool in Engeland, waar ze haar eerste toneellessen volgde.
Terug in de Franse hoofdstad werd ze net na de oorlog als veertienjarige spontaan van straat geplukt door regisseur Henri Calef, die haar de rol van Anouk aanbood in zijn drama La maison sous la mer (1946). Haar elegante, soms wat melancholische en afstandelijke uitstraling viel toen al op. En dat klassieke, beeldige gezicht natuurlijk, met haar sprekende mond. De camera hield onmiskenbaar van haar – en dat bleef zo tot op hoogbejaarde leeftijd.
Na haar debuutrol nam ze direct de artiestennaam Anouk aan. Haar ‘achternaam’, het is een bekend verhaal, volgde tijdens de opnames van de nimmer afgeronde film La fleur de l’âge van Marcel Carné. De scenarist van dienst, Jacques Prévert, stelde dat men toch onmogelijk met één naam door het leven kon gaan. En omdat iedereen op de set dol was op de zachtaardige tiener, viel het woord ‘geliefd’ al snel: Aimée.
In de jaren die volgden was Anouk Aimée veelgevraagd. Vooral haar rol als de alleenstaande moeder die werkt als cabaretdanseres in haar enige echte Nouvelle Vague-film Lola (Jacques Demy, 1961) beklijfde. Ze noemt haar als een van de personages die haar lang zijn bijgebleven. Voor die tijd had ze een complexe relatie met haar vak, omdat ze de meeste Franse acteurs zo hoogdravend vond doen over hun beroep. Ze noemde zichzelf een ‘instinctieve actrice’, die vooral veel leerde door naar anderen te kijken. De beste acteer- en levensles kreeg ze van Federico Fellini, die haar op het hart drukte om je vak serieus te nemen, maar jezelf vooral niet.
De Italiaanse grootmeester castte haar in La dolce vita (1960) als Maddalena, de verveelde, rijke erfgename die met tegenspeler Marcello Mastroianni aan de zwier gaat. Maddalena is het type dat alles denkt te kunnen maken en is een personage waar vrijwel niets van Aimée’s eigen charmante zelf doorheen schijnt. Tijdens het eerder genoemde Radio France-interview concludeerde ze dat er in ieder personage iets van jezelf moet zitten. Met uitzondering van Fellini-films: “Met Fellini kon je van alles en iedereen worden, hij was een goochelaar.”
Fellini zag haar inderdaad niet alleen als die elegante, donkere schone met welhaast koninklijke klasse. Na La dolce vita castte hij haar in 8½ (1963) als de intellectuele, feministische filmechtgenote die de strapatsen van haar man doorziet en becommentarieert – gemodelleerd naar Fellini’s eigen ex-vrouw. Aimée droeg een kort kapsel, een bril en Fellini vroeg haar om haar wimpers korter te knippen. Ze was onherkenbaar, maar het leverde haar ook goede kritieken op. En ondanks die maskerade bleef haar eigen aantrekkingskracht springlevend. Aimée was zo onder de inruk van Fellini dat ze in de vroege jaren zestig een periode naar Rome verhuisde, omdat ze vermoedde dat iedere Italiaanse regisseur even briljant zou zijn. Dat bleek niet het geval. Toch maakte ze er de nodige films.
Het was echter een Franse film die haar naar het wereldtoneel katapulteerde: het eerdergenoemde Un homme et une femme. De romance tussen de autoracende weduwnaar Jean-Louis (Jean-Louis Trintignant) en de in de filmwereld werkende weduwe Anne Gauthier ging de hele wereld over. Terwijl het zo bescheiden begon: cast en crew stapten met een klein budget in de auto van Parijs naar Deauville, waarna binnen drie weken, met een nog onaf script en met slechts een tiental mensen een romantisch drama werd neergezet. De film won uiteindelijk twee Oscars (voor beste niet-Engelstalige film en beste scenario), een Gouden Palm, een Golden Globe en vele andere prijzen en nominaties. Aimée zelf werd, als eerste Franstalige actrice ooit, genomineerd voor de Oscar voor beste actrice (ze legde het af tegen Elizabeth Taylor in Who’s Afraid of Virginia Woolf?).
In Hollywood werd subiet de rode loper voor haar uitgerold, maar haar internationale carrière kwam nooit helemaal van de grond. Enerzijds omdat ze, erkende ze zelf ruiterlijk, niet altijd de juiste keuzes maakte. Zo sloeg ze een van de hoofdrollen af in The Thomas Crown Affair (1968, Norman Jewison) omdat ze haar geroemde personage Lola nog eens opvoerde in het geflopte vervolg Model Shop (Jacques Demy, 1969).
Ook koos Aimée voor de rol van echtgenote (na al twee keer eerder getrouwd te zijn geweest), toen ze in 1970 in het huwelijk trad met collega Albert Finney. Ze woonden in Londen en ze nam jarenlang geen acteerklussen aan. Jaren waarin Franse generatiegenoten als Jeanne Moreau, Brigitte Bardot en de iets jongere Catherine Deneuve wél aan de weg timmerden.
Evengoed werkte ze voor én na die pauze met niet mis te verstane namen: Sidney Lumet (The Appointment, 1969), Marco Bellocchio (A Leap in the Dark, 1980), Bernardo Bertolucci (La tragedia di un uomo ridicolo, 1981), Robert Altman (Prêt-à-porter, 1994) en herhaaldelijk met Claude Lelouch, onder meer in het niet zo bekende, en ook niet zo geslaagde vervolg Un homme et une femme, 20 ans déjà (1986).
Prijzen won Aimée ook gedurende die decennialange carrière, zoals de prijs voor beste actrice in Cannes voor haar rol in A Leap in the Dark. In 2002 kreeg ze een ere-César en het jaar erop een ere-Gouden Beer tijdens de Berlinale.
Hoewel haar professionele keuzes achteraf misschien niet altijd de meest strategische waren, had ze als actrice, en als Frans icoon uit vervlogen tijden, wel degelijk de juiste papieren. De camera hield van haar, collega’s hielden van haar en het publiek omarmde haar. Filmhistoricus Jürgen Müller, die in 2004 een boek schreef over filmsterren uit de jaren zestig, vatte haar carrière treffend samen: “Of de film je nu bevalt of niet, niemand zal het melancholische aura van Anouk Aimée kunnen weerstaan.”