Victor Kossakovsky over Gunda
‘Ik laat de varkens, kippen en koeien zien zoals ze zijn’
Victor Kossakovsky laat in Gunda zien wie dieren zijn: het zorgzame varken Gunda en haar biggetjes, een groep verbaasde kippen en uitgelaten koeien. Gunda voelt zo echt en zo anders. Kossakovsky: “Mensen kijken graag naar documentaires over dieren, maar die moeten schattig of bijzonder zijn. Niet de gewone boerderijdieren.”
Als er iemand is die je met nieuwe ogen laat kijken is het wel de Russische documentairemaker Victor Kossakovsky. In Svyato (2005) ziet zijn tweejarig zoontje zichzelf voor het eerst in de spiegel. Tishe! (2003) draaide hij geheel vanuit het raam van zijn appartement. In ¡Vivan las antípodas! zet hij de beelden soms letterlijk op z’n kop. Water, in al zijn onstuimige emoties, is de echte hoofdrolspeler in Aquarela, zijn voorlaatste. Mensen hebben daarin slechts een bijrol. Die ontbreken zelfs geheel in Gunda, de boerderijdierenfilm over het zorgzame varken Gunda en haar biggetjes, een groep verbaasde kippen en uitgelaten koeien. Puur observerende slow-cinema met veel lange shots, die zo anders en echt voelt dat je tot en met het confronterende einde gefascineerd blijft kijken.
De première is op het Berlijnse festival eerder dit jaar, waar Gunda veel bijval krijgt. De festivalcatalogus stelt dat je na het zien van Gunda onmogelijk nog vlees kan eten. Was dat de bedoeling van de film? Maar hoe zit het dan met die tien geboden voor beginnende documentairemakers, die Kossakovsky in 2006 in een IDFA-masterclass presenteerde? Daarin stelde hij toch dat je niet een film moet gaan maken als je van tevoren al weet wat je wil gaan zeggen.
“Hm, goed punt.” Kossakovsky denkt even na. “Ik heb altijd al een film over een varken willen maken. Ik ben een stadskind, maar toen ik klein was heb ik een maand of vier in een dorp doorgebracht. Dat was genoeg om een varkentje als beste vriend te krijgen. Dus toen ze geslacht werd was dat een ramp. Erger nog, mijn familieleden aten haar op.”
Sinds die tijd is hij vegetariër, bevestigt hij. “Dus, zolang ik filmmaker ben heb ik deze film willen maken, maar de financiering was lastig. Mensen kijken graag naar documentaires over dieren maar die moeten schattig of bijzonder zijn. Niet de gewone boerderijdieren.”
“Ik had geen script, ik wist niet precies hoe het zou gaan, ik volgde mijn intuïtie. Maar op de eerste boerderij die ik voor mijn research bezocht, in Noorwegen, ontmoette ik Gunda, en ik zag direct dat zij het moest zijn, met die sprekende ogen van haar.”
Ik veronderstel dat hij met die improviserende aanpak wel heel veel materiaal moet hebben geschoten, maar dat heb ik mis. “We hebben alles bij elkaar ongeveer zes uur gedraaid. Net als dertig jaar geleden, toen je op 35mm werkte. Ik heb wel van tevoren veel gesproken met wetenschappers en andere specialisten op het gebied van dierengedrag. Zo wist ik bijvoorbeeld dat zodra de ademhaling en hartslag veel sneller gaat, de biggetjes vier uur later geboren worden. Zodoende heb ik dat moment niet gemist. Daarbij komt dat ik als filmmaker natuurlijk heb geleerd om snel te zien waar ik de camera moet plaatsen.”
Maar als u de kippen die vrijgelaten worden gaat volgen, of de koeien die vrolijk en blij rondspringen als ze buiten komen, dan moet dat toch lastiger zijn geweest. “Het is goed dat u ze ‘blij’ noemt, want dat is precies wat het is. Ik laat het gewoon zien zoals het was. Die kippen waren nog nooit uit hun kooi geweest. Ze waren erg in de war en vergaten zelfs te eten. Net als die koe die voor het eerst gras ruikt. Die is ook nooit buiten geweest. Ze zijn in de war, maar ook gelukkig met hun vrijheid. Weet u dat in veel landen wettelijk wordt gesteld dat dieren geen pijn voelen? Dat heeft de boerenlobby voor elkaar gekregen.”
Maar is het niet verleidelijk menselijke emoties op dieren te projecteren? “Ik heb geprobeerd dat niet te doen. Dus geen voice-over, zelfs geen muziek. Met muziek erbij was het niet moeilijk geweest om in die laatste episode mensen aan het huilen te krijgen. Dus nee, geen muziek, ik wil niets opdringen.”
Heeft u daarom ook voor zwart-wit gekozen? “Onder andere, ja. Als je het in kleur ziet, zie je de persoonlijkheid van de dieren niet meer. Je ziet blauwe hemel, groen gras en meer van dat. Het bloed bij de geboorte zou ook veel te rood geworden zijn. In zwart-wit kan je je aandacht richten op het karakter van de dieren. En er is nog een reden. Ik wilde terug naar de begintijd van de film, toen alle kracht nog lag in het beeld, niet in het verhaal. Als je goed kijkt, draagt ieder beeld een verhaal in zich.”
Is alles puur observatie of heeft u ook wel eens iets geregisseerd? In het eerste shot bijvoorbeeld zien we het varken liggen. Er gebeurt niet veel, maar plotseling springt dat biggetje over haar heen. Was er niet iemand die… “Nee, nee, nee! [Kossakovsky reageert alsof ik hem ernstig heb beledigd.] Dit is pure documentaire. Het enige dat ik heb gedaan is het hok van het varken namaken zodat ik er een camera in kon zetten. Maar mijn team bleef buiten. Roken was verboden, parfum opdoen ook. Alles om de dieren niet te verstoren.”
Maar dat vrijlaten van de kippen uit die kooi, was dat dan niet uw idee? “In Wales, waar die episode is gedraaid, zijn er mensen die naar een slachthuis gaan om kippen te redden. Ze kopen ze van de boeren en hebben land waar ze de kippen vrij kunnen laten zodat ze nog een goed leven hebben. Wereldwijd slachten we vijftig miljard kippen per jaar, ik overdrijf niet, en bijna één miljard varkens. Dan stellen die paar honderd mensen die ze komen redden natuurlijk niets voor, maar ze zijn er toch maar.”
Wat wilde u laten zien toen u besloot een film te maken over varkens, kippen en koeien? “Ik wil laten zien wie ze zijn. Andere filmmakers hebben ook zoiets geprobeerd door bijvoorbeeld in slachthuizen te filmen, of andere plaatsen waar dieren slecht behandeld worden. Maar dat stoot af. Dus ik dacht, ik benader het van een andere kant. Ik laat de dieren zien zoals ze zijn. Natuurlijk hoop ik dat mensen zich dan af zullen vragen of ze nog wel vlees moeten eten.
De recensies na de Berlijnse première zijn heel positief, en Gunda heeft ook al enthousiaste aanbevelingen gekregen van acteur Joaquin Phoenix en filmmaker Paul Thomas Anderson die de film die hij ‘pure cinema’ noemt. “Toen Phoenix zijn Oscar-speech hield en daarin onder meer opkwam voor dierenrechten en onze omgang met de natuur zei mijn producent: ‘We moeten hem je film laten zien.’ Phoenix vond Gunda geweldig en wilde graag helpen door zich als executive producer aan de film te verbinden. De steun van zulke grote namen zal beslist helpen. Het ziet het ernaar uit dat het gaat lukken. Die jongens hebben het op Twitter en Instagram gezet, dat zet veel in beweging.”
Het zou politiek kunnen worden. “Het zou cult kunnen worden.”
Een politieke cultfilm. “Ja, ik hoop dat het helpt.”
U heeft de film opgedragen aan Ally Derks, de voormalig directeur van het documentairefestival IDFA. “Ja, ze heeft goed voor ons documentairemakers gezorgd. IDFA heeft veel veranderd in de documentairewereld. Het werd een echte ontmoetingsplaats, een plek om te discussiëren en ideeën uit te wisselen. Ze heeft me ook met het IDFA-fonds goed geholpen met de financiering van Tishe! en Svyato. Vanwege de mensen die in Rusland nu de dienst uitmaken, heb ik geen contact meer met de filmindustrie daar. Gunda is een Noors-Amerikaanse productie.”
Krijgen in uw volgende film mensen weer een hoofdrol? “Nee, die gaat over gebouwen en architectuur.”