Rolf Orthel over Een schijn van twijfel
'Het kan zomaar weer gebeuren'

Een schijn van twijfel
Bij gelegenheid van een zeldame vertoning van Rolf Orthels indrukwekkende documentaire Een schijn van twijfel, over kamp Westerbork en SS’ers die in Auschwitz-Birkenau werkten, blikt de regisseur/producent terug op het maken ervan.
In Een laatste Mohikaan (Tom d’Angremond, 2018), een documentaireportret van filmmaker/producent Rolf Orthel (1936), vertelt Orthel bescheiden dat van de bijna vijftig films die hij maakte slechts drie of vier de moeite waard zijn. Een van de titels die hij vervolgens noemt, is het meermaals gelauwerde Een schijn van twijfel (1975), zijn indrukwekkende documentaire over kamp Westerbork en SS’ers die in Auschwitz-Birkenau werkten. De film wordt op 21 januari in het Amsterdamse Ketelhuis vertoond, gevolgd door een nagesprek met Orthel.
Orthel (1936) is al sinds 1960 actief in de Nederlandse filmwereld. Na twee jaar montage te hebben gestudeerd aan de Parijse filmschool IDHEC (1958-1960) ging hij in Nederland aan de slag. Een filmklimaat was er nauwelijks, er werden hooguit twee tot drie speelfilms per jaar gemaakt. Wel werden frequent films in opdracht geproduceerd. Na een korte film over edelgassen, gemaakt voor de Nederlandse Onderwijs Film, kwam Orthel bij Bert Haanstra terecht, voor wie hij jarenlang regie-assistent en klankbord was.
Rond 1968 begon hij voor zichzelf, eerst als maker, later ook als producent voor anderen. Zo produceerde hij veel films van Kees Hin, die ook bij Haanstra begon, en van vrouwelijke filmmakers als Digna Sinke, Heddy Honigmann en Farideh Fardjam.

Orthel is nog steeds actief. In 2022 verscheen de deels autobiografische, speelse essayfilm Maken is het mooist. Momenteel is hij bezig met een documentaire over long covid-patiënten.
‘Jezus, dit is Westerbork’
Precies zestig jaar geleden werkte Orthel aan zijn film Slochteren aan de lijn (1964). Die in opdracht van de Nederlandse Gasunie gemaakte film, geproduceerd door Bert Haanstra, toont de aanleg van het gasleidingnet door Nederland. Daarbij kwamen Orthel en zijn crew langs kamp Westerbork, waar indertijd Ambonese vluchtelingen in de voormalige barakken verbleven, toen omgedoopt tot Schattenberg. Zijn eerste echtgenote was van Joodse afkomst, waardoor Orthel mensen leerde kennen die de kampen hadden overleefd, al werd daar weinig over gesproken. En over Westerbork las hij begin 1965 het bericht dat het kamp zou worden afgebroken, er stond alleen nog wat er in 1939 neergezet was voor de opvang van naar Nederland gevluchte Duitse Joden.
Dat krantenbericht en het oog in oog staan met het kamp (“Ik dacht ineens: Jezus, dit is Westerbork”) betekende de geboorte van een idee. Een documentaire over Westerbork, een project dat uiteindelijk uit zou monden in meerdere films over de verwerking van de Tweede Wereldoorlog: Een schijn van twijfel, Dr. Wirths, SS-arts in Auschwitz (beide 1975), Ik ben mijn herinnering (2018) en de productie van Westerbork Girl (Steffie van den Oord, 2007).
Een schijn van twijfel is een persoonlijke film. Niet alleen voert Orthel zichzelf op – hij groeide op in Den Haag en maakte daar de Tweede Wereldoorlog mee – ook interviewt hij zelf oud SS’ers (tien jaar voordat Claude Lanzmann in Shoah kampbeulen sprak) en spreekt hij op bewonderenswaardig neutrale wijze het commentaar in. Omdat hij het bijzondere archiefmateriaal spaarzaam en selectief gebruikt, heeft wat je wél ziet een enorme impact. Even spaarzaam is het gebruik van geluid, zoals de huilende wind rond Westerbork. De vele stiltes worden slechts doorbroken door Mozarts Rondo KV511: muziek als contrapunt (of “tegengif”, zoals Orthel het verwoordt) voor alle ellende en misère.

Zonder Haanstra – “een uiterst genereuze man” – was Een schijn van twijfel er nooit gekomen, zegt Orthel. “Ik vertelde Haanstra dat ik een film wilde maken over Westerbork en toen gebeurde er een wonder: Bert schoof mij tien rollen filmnegatief toe en zei: ‘Ga je gang, cameraman Anton van Munster gaat vast wel een dag mee en dan kunnen jullie beginnen.’ Dat is het begin geworden van die film. Nou, vervolgens sta je daar te filmen en wat draai je dan? Logischerwijs ga je overgebleven Duitse tekstbordjes filmen en rijders langs het prikkeldraad. Pas bij de montage ontdek je: hoe begin ik de film? Niet meteen met dat prikkeldraad. Toen ik een jochie was, waren er andere kinderen die in een kamp terechtkwamen en dat gegeven kun je dus bij elkaar brengen. Dat was niet zozeer om het een heel persoonlijke film te maken, maar had te maken met de vraag waarom het ene kind wel en het andere kind niet, of de ene mens niet en de andere mens wel.”
Een wonder
Vlak na de opnames in Westerbork ging Orthel voor het eerst naar Auschwitz: “En daarna gebeurde er niets, want werk, want kinderen, want een gezin, en dat ging gewoon door tot ik dacht: ‘Rolf, je moet nou echt even door.’ Toen ben ik onderzoek gaan doen. Ik vond dat mijn film niet alleen over de slachtoffers van de nazi’s moest gaan, maar dat er ook SS’ers in moesten die destijds in Auschwitz waren. Tijdens de research had ik een boek gelezen over vier SS’ers die supermisdadigers waren en zich uitleefden in het doden, mishandelen en martelen van allerlei gevangenen. Maar die mensen wou ik juist niet, die vond ik voor mijn film niet interessant. Ik vond de mensen die daar om een of andere reden bewaker werden veel belangrijker.”
Dat hij enkele mensen vond, heeft hij deels te danken aan de moeder van Hans Fels, een collega-filmmaker met wie Orthel veel voor de IKON werkte. Annetje Fels-Kupferschmidt was overlevende van Auschwitz en was in 1956 een van de oprichters van het Nederlands Auschwitz Comité. Orthel: “Zij kende Hermann Langbein, die het boek Menschen in Auschwitz (1972) schreef. Langbein was bij het Auschwitzproces in Frankfurt [1963-1965] en had alles opgeschreven: van iedere SS’ers die voor de rechtbank verscheen naam, adres, telefoonnummer en wat ze in Auschwitz deden. Langbein hebben we in Wenen opgezocht en ik vertelde hem welk type SS’ers ik zocht, waarna hij met wat namen kwam.”
Orthel schreef een aantal van hen brieven, maar dat leverde niets op. “Dus veranderde ik enigszins mijn tactiek: ‘Volgende week ben ik toevallig in uw buurt en dan bel ik aan, en dan hoor ik wel of u wel of niet wilt meedoen.’ Toen hebben we tweemaal geluk gehad. Eén man zei vrij makkelijk ja. En toen gebeurde er nog een keer een wonder. We drukken op de bel bij Arthur Breitwieser. De deur gaat open en hij wil hem eigenlijk meteen weer dichtdoen. Een vrouwenstem op de achtergrond roept: ‘Arthur, laat die mensen binnen, dan kun jij een keer jouw verhaal doen. Nu het nog kan’. Wie bedenkt het? Breitwieser was een SS Unterscharführer, een administratief medewerker die voor alle spullen zorgde. Hij nam waarschijnlijk deel aan proefvergassingen met Zyklon B en werd bij het Auschwitzproces in Krakau [1947] ter dood veroordeeld. Dat werd later omgezet in levenslange opsluiting, maar al na elf jaar mocht hij terug naar Duitsland. De mevrouw die opendeed moet van het Rode Kruis zijn geweest. Zelfs misdadigers zijn mensen waar je je om kunt bekommeren en dat heeft zij gedaan.”
Onovertroffen
Omdat ze meestal bezijden de waarheid zijn, wil Orthel speelfilms over de Tweede Wereldoorlog niet zien, met uitzondering van de Poolse film De passagiere (Pasazerka, Andrzej Munk, 1963). In 1948, toen hij twaalf was, werd hij door zijn vader meegenomen naar een documentaire over de verschrikkingen van WO2. In 1955 kwam Nuit et brouillard uit van Alain Resnais, een van de eerste documentaires over wat er in de concentratiekampen gebeurde. Resnais filmde de kampen anno 1955 in kleur, zwart-wit archiefbeelden laten de gruwelijkheden van de nazi’s zien, met prachtig commentaar van kampoverlevende Jean Cayrol op de geluidsband.
Orthel noemt Resnais’ film “onovertroffen” en dacht tijdens het maken van zijn documentaire: “Wat moet ik in godsnaam nog, als de beste film over de Holocaust er al is? Het verschil is dat er in 1955 nog geen Éclair-filmcamera was waarmee je handheld op pad kon. Dus het fenomeen gesprekken voeren met getuigen was er toen niet. Ik heb mijn film gedraaid tussen 1965 en 1975, toen ik interviews kon doen en mensen hun verhaal kon laten vertellen. Later bedacht ik dat het heel logisch is dat Lanzmann in Shoah [1985] geen enkel archiefbeeld meer gebruikt. Hij wilde uitsluitend horen wat er in de hoofden van de mensen zat. Wat blijft er uiteindelijk over?”
Een deken van angst
“Wat het onderwerp van Een schijn van twijfel was, wist ik bij het draaien niet. Pas tijdens de montage ontdekte ik waar het over ging: over ontkenning, over de vraag wat weten is. Dat wij qua ‘weten’ niet alles aankunnen of er geen consequenties aan verbinden. En dat alle mogelijke mensen in alle mogelijke situaties altijd datgene wat bedreigend is niet willen weten, zoals blijkt uit het verhaal dat Primo Levi [Auschwitz-overlevende en schrijver van de klassieke kampmemoire Is dit een mens, AW] in de film vertelt. Dit gaat door tot de dag van vandaag, het is een menselijk fenomeen. Het is de manier waarop je de krant niet echt leest of waarin je alleen oppervlakkig iets over bepaalde onderwerpen wilt weten: Gaza, Oekraïne, de klimaatcrisis.”
“Tijdens de Tweede Wereldoorlog is mijn familie niets overkomen; mijn vader is een paar keer even ondergedoken geweest omdat hij niet voor de Duitsers wilde werken. Ik heb verzetskrantjes bij de buren gebracht. Ik vond het heel eng, want er stond een keer een Duitse soldaat voor de deur. Maar mij is niets ernstigs overkomen, behalve dat er een deken van angst was. Elke nacht vlogen de bommenwerpers over. Er was een enkel bombardement in de stad. Steeds werden V2’s afgeschoten, die soms ook bij ons op de stad vielen. Wanneer gaat het mis, wanneer krijgen we de volle laag? Dat gevoel ben ik nooit kwijt geraakt. Speciaal de laatste tijd is dat gevoel weer teruggekomen, met deze misère, vooral wat er in Oekraïne gebeurt: ‘Zie je wel, het kan toch weer zomaar gebeuren.’ Het is heel dichtbij, er hoeft maar een of andere gek op een knop te drukken en het gaat totaal fout.”
Een schijn van twijfel is op 21 januari 2024 te zien in het Ketelhuis, Amsterdam (inclusief nagesprek met Rolf Orthel) en is ook gratis te zien via de Eye Film Player.
Lees ook ons interview uit 1989 met Orthel over zijn rol als producent.