Richard Loncraine over Richard III
'Ik ga nooit naar het theater'
Jane Austen mag niet klagen, maar landgenoot William Shakespeare doet het nog beter: met maar liefst tien films in de bioscoop of in produktie is Shakespeare de meest verfilmde schrijver van dit moment.
Een opvallende plaats in dat rijtje wordt ingenomen door Richard III van de Engelse regisseur Richard Loncraine, de meest spraakmakende deelnemer aan de Berlijnse competitie dit jaar. Loncraine beroemt zich erop dat hij vooraf nauwelijks affiniteit had met zijn onderwerp. “Ik wilde een Shakespeare maken die zou werken voor mensen die er eigenlijk niets van moeten hebben, net als ikzelf.”
Dat filmproducenten zo geïnteresseerd zijn in klassiek theater hoeft niet te verbazen, aldus het Engelse filmtijdschrift Premiere. Kenneth Branagh heeft met Henry V (1989) en Much Ado About Nothing (1993) laten zien dat er geld te verdienen valt met het verfilmen van Shakespeare. Bovendien gaat het om relatief goedkope produkties: de schrijver zeurt nooit over rechten en de acteurs zijn bereid om voor lagere gages te werken omdat de karakterrollen, met verhoogde kans op een prijs, voldoende compensatie bieden. De associatie met Shakespeare geeft automatisch een sjiek tintje aan de film. En misschien nog wel het grootste voordeel: het materiaal deugt, want het heeft vier eeuwen overleefd.
Ogenschijnlijk vormt dat verschil tussen zestiende en twintigste eeuw tevens een belangrijk obstakel, maar in de praktijk trekken filmmakers zich daar weinig van aan. Niets let een regisseur om de originele setting in te ruilen voor een hedendaags decor, en dat wordt dan ook veelvuldig gedaan. Hamlet in een leren broek, daar kijkt niemand meer van op. Bovendien, zo zal iedere regisseur beweren, zijn Shakespeare’s onderwerpen niet aan tijd gebonden. Kijk maar naar Tromeo & Juliet, de laatste produktie van de beruchte firma Troma, die in Cannes buiten het officiële programma werd vertoond met de aanbeveling: “Body piercing. Kinky sex. Dismemberment. The things that made Shakespeare great.”
Verwarrend geheel
Het is dan ook niet de verplaatsing van het koningsdrama naar deze eeuw die Richard III tot een bijzondere film maakt. Dat idee was bovendien van toneelschrijver Richard Eyre, wiens gelijknamige toneelstuk tot filmscenario werd bewerkt door Loncraine en hoofdrolspeler Ian McKellen. De originaliteit van de film schuilt eerder in het onbestemde tijdsbeeld en de spectaculaire vormgeving van die tijd, in combinatie met het behoud van de oorspronkelijke tekst en bijbehorende emoties. Richard III speelt zich af in een omgeving die nog het meest lijkt op Engeland in de jaren dertig. Gebouwen, attributen en kostuums vormen echter een verwarrend geheel en verbeelden de opkomst van zwarte-hemden-tirannie in heel Europa, voorafgaande aan de oorlog. Met behulp van computeranimaties worden de decors extra uitvergroot en wordt Londen opgeblazen tot de fascistische hoofdstad van Europa.
Tegen die achtergrond doet bochelaar Richard Gloucester, de laatste koning van York, zijn nietsontziende greep naar de macht. Alle mogelijke tegenstand wordt uitgemoord, tot en met de prinsjes in de Tower aan toe. Mismaakt en wreed is Richard, maar sluw en charmant genoeg om mensen aan zich te binden. Net als het stuk toont de film in opkomst en ondergang van Richard de intriges van het kwaad, maar dan wel in een drastisch verkorte versie waar tal van bijfiguren zijn weggelaten en het tempo behoorlijk is opgevoerd. Het gewijzigde decor zorgt voor bizarre situaties — “A horse! A horse! My kingdom for a horse!” klinkt hier vanuit een jeep die vastzit in een kuil — maar is meer dan een gimmick. Macht en verraad doen het goed tussen Mussolini-gevels en fascistische uniformen.
Loncraine: “Ons doel was om de omgeving los te trekken van eenduidig realisme. Het moest overal kunnen zijn, overal waar jij het als kijker wilt hebben. Als we Engelse taxi’s, telefooncellen en agenten hadden gebruikt, plaatst men het onmiddellijk in Engeland. Ik wil dat ze dat idee loslaten en vervangen door some time, some place, somewhere in Europe. Als het te realistisch zou zijn, zouden de beelden botsen met de dialogen, die aanvankelijk kunstmatig lijken. Er zit geen tekst in de film die niet van Shakespeare komt. We wisten vooraf dat we niets aan de taal wilden veranderen, want als je eenmaal begint, waar hou je dan op?”
Nieuwsgierigheid prikkelen
Het initiatief voor de verfilming kwam van Shakespeare-acteur Sir Ian McKellen, die ook in de theaterversie de titelrol speelde. Met de keuze voor Richard Loncraine als regisseur, maker van 420 commercials en een aantal BBC-dramaprodukties, creëerde McKellen bewust een tegenstelling tussen kenner en leek. In een Berlijnse hotellobby vertelt Loncraine hoe hij heeft geprobeerd om beide publieksgroepen te bedienen.
“Ik heb geprobeerd om die twee groepen, de kenners en de leken, vanaf het begin gelijk te schakelen, door ze met dezelfde nieuwsgierigheid te prikkelen. Daarom is de film opgezet als een actiefilm en begint het zo spectaculair. Tegen de tijd dat de titels komen, denkt het publiek: wauw, dit is niet de Shakespeare die ik verwacht had. Als je Shakespeare kent denk je: ik moet nog zien of ik deze aanpak wel kan waarderen. Als je van niets weet, denk je: tjonge, dat ziet er vreemd uit. In beide gevallen verstoor ik het verwachtingspatroon, die opening brengt ze uit balans. Ik hoop dat ze daardoor meer openstaan voor wat gaat volgen.”
Na enig aandringen blijkt dat Loncraine toch vooral geïnteresseerd is in het publiek dat nog voor Shakespeare moet worden gewonnen. “Ian McKellen heeft mij gevraagd omdat hij genoeg had van mensen zoals ik, die zo makkelijk zeggen dat het niets voor hen is. Hij heeft me gedwongen om mijn eigen vooroordeel te overwinnen, en daarmee was ik een geschikte kandidaat om de vooroordelen van anderen te bestrijden. Ik was helemaal blanco toen ik bij de produktie betrokken raakte. Ik heb het toneelstuk nooit gezien, zelfs geen andere versies van Richard III. Ik ga nooit naar het theater.”
“Ik wist van niets, want zoals zovelen had ik Shakespeare slecht onderwezen gekregen op school. Al dat geweld en sensuele gedoe in zijn stukken, daar mochten we als scholieren helemaal niet van genieten. Als je een sappige passage tegenkwam, las de leraar er snel overheen. Zo ontdek je die teksten in de verkeerde volgorde. Vergelijk het met muziek: als je piano leert spelen, wil je na een week iets echts kunnen spelen en niet alleen maar toonladders. Als ik Shakespeare zou moeten onderwijzen aan twaalfjarigen, zou ik beginnen met de opwindende en de grappige kant. De diepere betekenis komt later wel, je moet eerst hun fascinatie zien te winnen.”
Beroemde voorganger
In de traditie van Shakespeare-verfilmingen spelen acteurs/regisseurs een belangrijke rol: Laurence Olivier, Orson Welles, Kenneth Branagh. Over het werk van de laatste wil Loncraine niet te veel kwijt: “Ik ga niet de verfilmingen van Branagh afkatten. Ik hou er niet van, maar miljoenen mensen denken daar anders over. Je hoeft zijn werk ook niet te vergelijken met mijn werk: je kunt een steak op vijftig verschillende manieren klaarmaken. Ik waardeer enorm wat hij heeft gedaan voor het populariseren van Shakespeare: als hij niet zo succesvol was geweest had ik mijn film niet kunnen maken.” Branagh verdient bovendien eer als eerste regisseur die voor een verfilming de complete originele tekst behield.
Wat Richard III betreft geldt de verfilming van Laurence Olivier uit 1956 als de beroemde voorganger. “Olivier is prachtig in die film, maar ook behoorlijk egocentrisch, niet bepaald betrokken bij de acteurs om hem heen. Ik weet niet eens zeker of er wel andere acteurs waren, eerlijk gezegd. De art direction, het licht en dergelijke waren verschrikkelijk, en alleen maar draaglijk omdat je naar Olivier kon kijken. De enige die ik echt goed vind is Orson Welles: Chimes at Midnight is mijn favoriete Shakespeare-film. Kurosawa is ook prachtig, maar eigenlijk onvergelijkbaar, want Shakespeare in een andere taal is iets totaal anders.” Chimes at Midnight (1965), ook bekend als Falstaff, is gebaseerd op scènes uit verschillende Shakespeare-stukken; Akira Kurosawa maakte twee films naar Shakespeare: Throne of Blood (1957) naar Macbeth en Ran (1985) naar King Lear.
Koketterie
Een van de aardigste films op het filmfestival van Cannes was Looking for Richard (1996), het regiedebuut van Al Pacino. Het is een film die – onbedoeld – perfect aansluit bij Loncraine’s Richard III en idealiter tegelijk zou moeten worden vertoond. Looking for Richard gaat over het maken van een film naar het toneelstuk Richard III en over alle moeilijkheden die daarbij komen kijken. Pacino’s regiedebuut is een bijzonder aanstekelijk staaltje ‘film over film’, met als voornaamste inzet de vraag hoe Shakespeare het beste toegankelijk gemaakt kan worden. Vol zelfspot en niet zonder koketterie geeft Pacino tussendoor steeds commentaar op zijn eigen pogingen om het stuk te spelen en het geheim van Shakespeare te ontsluieren. Hij maakt een bedevaartstocht naar Engeland, ondervraagt Amerikanen op straat naar hun – zeer geringe – Shakespeare-kennis en laat – in veel te korte fragmenten – collega-acteurs als Sir John Gielgud, Kenneth Branagh en Kevin Kline hun licht schijnen op het fenomeen Shakespeare.
Ondertussen worden ook nog alle cruciale scènes uit Richard III gespeeld, als toneelmatige repetities voor de film. Pacino speelt zelf natuurlijk de titelrol, maar ook te zien zijn Winona Ryder als Lady Anne, Alec Baldwin als Clarence en Kevin Spacey als Buckingham. Terwijl de illusie van alle kanten met opzet wordt doorbroken, slaagt Pacino er toch in om het enthousiasme voor het oorspronkelijke toneelstuk over te dragen. Die dubbelzinnigheid werkt goed: terwijl de film pretendeert op zoek te zijn naar manieren om Shakespeare aantrekkelijk te maken voor een groot publiek, is de film zelf de beste methode.
De Richard III van Loncraine bedient zich op subtiele wijze van dezelfde dubbele bodem en speelt eveneens met de verwachtingen van de kijker. Richards befaamde monoloog over de ‘Winter of our discontent’ begint als feestrede, maar eindigt in een toilet, met een samenzweerderige blik van Ian McKellen richting kijker, een verleidelijke uitnodiging om zijn immorele universum binnen te stappen. Wie de uitnodiging aanvaardt wordt meegenomen in het spektakel en denkt niet meer aan een klassieke toneeluitvoering. Loncraine: “Ik hoop dat mensen na vijftien minuten van mijn film vergeten dat het de originele dialoog is, dat ze zich niet realiseren dat ze naar teksten van vierhonderd jaar geleden zitten te luisteren. Als dat lukt, heb ik mijn doel bereikt.”