William Shakespeare’s Hamlet
Wie is toch die man in dat zwarte pak?
De Britse acteur/regisseur Kenneth Branagh is een van de belangrijkste makers achter de huidige hausse aan Shakespeare-films. Zijn Henry V en Much ado about nothing werden dermate gunstig ontvangen in Amerika, dat Hollywood hem gul de middelen verschafte voor de prestigieuze verfilming van het beroemdste stuk uit de toneelgeschiedenis. Het resultaat is een Hamlet van superlatieven. De decors zijn oogverblindend, het acteren is groots en de hoeveelheid steracteurs is duizelingwekkend. Jammer genoeg ontneemt het spektakel enigszins het zicht op de tragische ondergang van prins Hamlet.
Bijna net zolang als de cinema bestaat, bestaan er al verfilmingen van ‘Hamlet’. De eerste versie, een Franse film met de legendarische actrice (!) Sarah Bernhardt in de hoofdrol dateert uit 1900. Later werd de Deense prins op het witte doek vertolkt door superacteurs als John Gielgud, Richard Burton en natuurlijk Laurence Olivier, wiens uit 1948 daterende versie geldt als de ultieme Hamlet-verfilming. Branaghs Hamlet moge dus bepaald niet de eerste zijn, het is wel voor het eerst dat de integrale toneeltekst is verfilmd en deze versie is dan ook met gemak de langste.
Branagh lijkt zich heilig te hebben voorgenomen om de herinnering aan alle voorgaande Hamlets voorgoed uit te vagen, en voor die operatie meende hij vier uur nodig te hebben. Om zijn doel te bereiken werden kosten noch moeite gespaard. Er werd gefilmd op 70 mm, er werden gigantische studiodecors gebouwd en de bezetting bestaat vrijwel alleen uit grote namen; zelfs voor de kleinste bijrollen werden acteurs gestrikt als Gérard Depardieu en Robin Williams. De aanpak van Branagh mag zonder meer groots en dapper worden genoemd en het is dan ook jammer dat het ambitieuze project slechts ten dele weet te overtuigen.
Voor alles is dat te wijten aan de vertolking van de titelrol door Kenneth Branagh zelf. Toegegeven, hij is een technisch begaafd acteur en in zijn zwarte kleren met daarboven een platinablonde kop en helblauwe ogen is hij een intrigerende Hamlet, die Shakespeare’s verzen prachtig uit de mond laat rollen. Maar zijn kennelijke drang om doorlopend zijn virtuositeit te etaleren verhindert de acteur om de beweegredenen van de Deense koningszoon voor de toeschouwer toegankelijk te maken.
Ongerichte woede
Hamlet is een van de meest complexe figuren uit de toneelliteratuur. Hij ontdekt dat zijn vader is vermoord door zijn oom Claudius, die inmiddels is getrouwd met Hamlets moeder. Hamlet aarzelt om zijn vermoorde vader te wreken, en gaat eerst op zoek naar overtuigend bewijs. Ten overstaan van Claudius ensceneert hij een toneelstuk waarin de broedermoord letterlijk wordt nagespeeld. Claudius’ woedende reactie spreekt boekdelen, maar zelfs nu het bewijs voor de schanddaad van zijn oom is geleverd blijkt Hamlet niet in staat om zijn wraakgevoelens om te zetten in daden. Hamlets ongerichte woede leidt eerst tot de dood van zijn geliefde, Ophelia, en later tot de ondergang van bijna alle betrokkenen inclusief hemzelf.
Branagh brengt de ondergang van Hamlet terug tot een aaneenschakeling van Beroemde Scènes, waarbij de acteur letterlijk alle registers opentrekt. Dit resulteert in een groot aantal fragmenten die perfect zouden passen in een acteerworkshop, gewijd aan de vele manieren waarop men Hamlet zou kunnen spelen. Als de scènes achter elkaar worden bekeken ontstaat echter een verbrokkeld en psychologisch inconsistent beeld. Dat wordt vooral duidelijk in de slotscène: nadat we Hamlet vier uur lang hebben zien dubben, twijfelen en uitstellen verandert hij zomaar ineens in een mannetjesputter à la Kevin Costner, die vol bravoure door de ruimte zweeft, hangend aan een kroonluchter. Het is een spectaculaire afsluiting, maar als het afgelopen is weet je eigenlijk nog steeds niet wie die man in het zwart eigenlijk was en wat hij wilde.
Obligate horror
Consequenter en overtuigender dan Branaghs spel is zijn acteursregie. De cast is ijzersterk en met uitzondering van een enkeling — Billy Crystal helpt de grappig bedoelde grafdelversscène grondig om zeep — wordt er adequaat tot uitmuntend gespeeld. Vooral Derek Jacobi, ooit zelf een gevierd Hamlet-vertolker, is fenomenaal als Claudius, die hij neerzet als een bureaucraat die zijn gebrek aan inhoud tracht te overschreeuwen met uiterlijk vertoon. Claudius heeft op onrechtmatige wijze de macht veroverd, en nu heeft hij eigenlijk geen idee wat hij er mee moet doen. Deze man is geen vorst, hij is de leider van een operettestaat.
Dit beeld wordt versterkt doordat Branagh het stuk verplaatste van een duistere middeleeuws kasteel naar een negentiende eeuws paleis. De regisseur zegt voor deze tijdreis te hebben gekozen omdat de kaart van Europa in die periode onderhevig was aan ingrijpende veranderingen als gevolg van allerlei interne twisten in de vorstenhuizen, net zoals dat ook in ‘Hamlet’ het geval is. Daarnaast wilde hij dat zijn film er elegant zou uitzien, en daarin is hij inderdaad uitstekend geslaagd. Met zijn spiegelwanden en schaakbordvloer vormt het helverlichte paleis een prachtig contrasterend decor voor de duistere zaken die de Deense staat te gronde richten.
De enscenering en de cast van deze Hamlet zijn interessant genoeg, maar kunnen uiteindelijk niet voorkomen dat de film als geheel teleur stelt. Branagh metselde hem vol met overbodige beelden en flashbacks die niets toevoegen aan de uitgesproken teksten. Hierdoor verliezen Shakespeare’s verzen veel van hun magie. De scène waarin de geest van Hamlets vader verschijnt om zijn zoon op te roepen tot bloedwraak is zelfs ronduit ontluisterend: Hamlets noodlot wordt bezegeld in een obligaat horrornummertje met veel blauw licht, rook en quasi-spannende muziek. En alweer die vermaledijde flashbacks.