Jane Campion over An Angel at My Table
De pijnlijke geboorte van een groot schrijfster

An Angel at My Table
Sweetie was vorig jaar een van de hoogtepunten van het Film Festival Rotterdam. Een Australische productie van de Nieuwzeelandse regisseuse Jane Campion. Dit jaar is ze opnieuw in Rotterdam met een film die zonder twijfel weer een van de hoogtepunten zal zijn: An Angel at My Table, een driedelige televisieproductie, gemaakt naar drie autobiografische boeken van de Nieuwzeelandse schrijfster Janet Frame.
Voor Campion begon de zegetocht van An Angel at My Table in september vorig jaar op het festival van Venetië. Officieel werd haar film op de een-na-laatste dag aan het publiek gepresenteerd. De pers had ‘m de avond daarvoor te zien gekregen.
Iedereen was op slag vergeten dat Martin Scorsese met Goodfellas ook aan de competitie deelnam, want met Campions film had de jury precies een type film in handen, waardoor de ‘Gouden Leeuwen’ van het festival zo’n prestigieus aanzien genieten. Een cinematografisch product, dat vernieuwing en durf uitstraalt.
Maar zelden werd er zo furieus en langdurig geprotesteerd bij een persconferentie toen de jury onder leiding van Gore Vidal op de laatste dag de prijzen bekendmaakte. Weliswaar een hoge onderscheiding voor An Angel at My Table, maar niet de Gouden Leeuw. Het jaar daarvoor viel Jane Campion in Cannes met Sweetie overigens geheel buiten de prijzen, maar daar had ze in 1986 al wel een Gouden Palm weggesleept voor de korte film Peel, die ze vier jaar eerder gemaakt had.
De trilogie An Angel at My Table vertelt over het leven van de schrijfster Janet Frame (1924). In het eerste deel To the Island staan haar kinderjaren centraal. In een reeks uitermate korte, haast onaffe scènes geeft Campion impressies weer uit een jeugd, waarin Janet de wereld begint te ontdekken. Ze is een dik meisje met fel rood haar uit een groot gezin. Haar leven wordt mede bepaald door de epilepsie van haar broertje en de verdrinkingsdood van een zusje. Ze trekt zich terug in fantasieën, ervaart de kracht van de taal en begint gedichten te schrijven.
In deel twee, An Angel at My Table, studeert Janet aanvankelijk voor onderwijzeres. Ze is een verlegen studente, die zich met literatuur op zichzelf terugtrekt. Via een voice-over maakt Campion ons bekend met haar gedachtenwereld. Al snel gaat het lesgeven haar niet goed meer af. Ze wordt ziek en wordt opgenomen in een ziekenhuis, waar men haar schizofreen verklaart. In de daaropvolgende acht jaar worden haar meer dan tweehonderd keer elektroshocks toegediend. Daartoe gestimuleerd door een leraar gaat ze door met schrijven. Op een bijzondere manier wordt dat laatste Janets redding. Juist als besloten is haar een hersenoperatie te laten ondergaan, wint ze met haar eerste verhalenbundel een belangrijke literaire prijs. Ze wordt uit het psychiatrisch ziekenhuis ontslagen en gaat wonen bij een oudere man op het platteland, via wie ze in een literair milieu terecht komt. Met het besluit naar het buitenland te gaan eindigt deel twee.
The Envoy from Mirror City is de titel van het derde deel van An Angel at My Table. Janet woont in Londen, ze gaat naar Parijs en vervolgens naar Engelse vrienden in Spanje. Ze woont er een tijdje alleen in een kustplaatsje en leert een Amerikaanse dichter kennen, die haar na een tijdje weer verlaat. Ontdaan over dit verlies, merkt ze ook dat ze zwanger is en ze keert terug naar Londen. Hier laat ze zich vrijwillig opnemen en hoort dan dat de eerdere diagnose ‘schizofreen’ onjuist is. Haar uitgever wil dat ze nu een bestseller gaat schrijven, maar na het bericht van de dood van haar vader keert ze terug naar Nieuw-Zeeland, waar ze zich definitief als schrijfster zal vestigen.
Eenzaam
Jane Campion (35) was slechts een paar dagen in Venetië en omdat ze alleen de zaakjes rondom de presentatie van An Angel at My Table moet regelen, was er nauwelijks tijd om de pers te woord te staan. Van groepsinterviews met zes of meer journalisten tegelijk op een hotelkamer moet ze niets hebben. Kort voor de officiële première is er nog even tijd om haar te spreken.
Terwijl ze zich opmaakt voor de spiegel in haar kamer in Hotel Des Bains vertelt ze dat ze dertien was toen ze Frame’s roman Owis Do Cry las. “Dat maakte een enorme indruk op mij. Ik vond het heel poëtisch. Het boek fascineerde me door de manier waarop Janet de wereld van de gekte onderzoekt. Het maakte me nieuwsgierig naar haar eigen leven, want iedereen zei dat ze gek was. En wie ze was werd duidelijk toen ze haar eerste autobiografische boek schreef. Ik werd daardoor alleen maar nieuwsgieriger naar de volgende delen en wilde er als filmmaker iets mee doen. En zo kwam het dat ik voor de televisie van de drie boeken drie afleveringen van een uur kon gaan maken. Ik heb ze nu voor het eerst als film geprojecteerd gezien, samen met een publiek, en ik zie dat ’t goed is om ze bij elkaar als één film uit te brengen.”
Naast de aantrekkingskracht van Frame’s werk zelf, werd Campion ook tot haar werk aangetrokken door overeenkomsten met haar eigen leven. “Zoals Janet ging ik ook naar Londen en voelde me daar zeer eenzaam. Ik was zeer onder de indruk van de enorme omvang van de stad. Daarna bleef ik nog een aantal maanden in Italië op het platteland en probeerde er nog wat Italiaans te leren. Voor de film hebben we in Londen en ook in Spanje een aantal buitenopnamen gemaakt. Alle binnenopnamen werden in Nieuw-Zeeland gedraaid.”
Crëerde Janet Frame een eigen wereld door zich uit haar directe omgeving terug te trekken in die van de literatuur, Campion werd er juist mee opgevoed. “Mijn ouders, die op dezelfde dag geboren zijn, hebben in Engeland in de Old Vic gewerkt en gingen daarna terug naar Nieuw-Zeeland, waar ze een rondreizend toneelgezelschap opzetten, dat tot in de kleinste plaatsjes stukken van onder meer Shakespeare en Shaw speelde. Ze hebben daar nooit echt geld mee verdiend, maar tot op de dag van vandaag praten de mensen daar nog steeds over. Ik heb geluk gehad, want door hen door hen ben ik altijd aangemoedigd. Dat begon al toen ik als kind tekeningen maakte. Nu vinden ze het leuk dat ik met films maken wel m’n brood kan verdienen.”
Precisie
An Angel at My Table geeft een heel persoonlijk verslag van ervaringen, van reacties op directe omstandigheden van een personage. Alleen in de eerste twee delen is er sprake van gebeurtenissen buiten die directe beleveingswereld van Janet, namelijk ‘de oorlog’. De Londense avant-garde scene van de jaren vijftig en het wereldje van de uitgevers zijn simpelweg niet meer dan gegevens in Janets bestaan, waar ze op haar eigen manier mee omgaat.
Door het ontbreken van referenties aan een grotere buitenwereld krijgen zeker de eerste twee delen van de film een zeggingskracht die verder gaat dan (alleen) de belevingswereld van Janet. Het impressionistische en onaffe karakter van de korte scènes moet haast wel bij iedereen herinneringen oproepen aan de eigen kinder- en jeugdjaren, waarin onzekerheden, onwetendheid en een zoeken naar eigen vormen om overeind te blijven het leven bepaalden. Aan Campion de eer om gevoelens, die daarmee verbonden zijn niet alleen filmisch vorm te geven, maar bij haar publiek ook weer wakker te maken.
Bij Sweetie kon je je – naast bewondering voor de inventieve filmstijl – als je dat wilde, gevoelsmatig nog onttrekken aan wat er met de twee zusjes aan de hand was. Maar bij An Angel at My Table is er geen ontkomen meer aan. Juist de precisie van Frame’s herinneringen en de persoonlijke filmstijl van Campion tillen de film naar een niveau dat voor iedereen herkenbaar moet zijn.
Sentimenteel wordt ze daarbij geen moment. Als David Lynch duikt Jane Campion als filmend kunstenaar de wereld van het onderwuste binnen op een manier die sinds de surrealisten van rond 1930 eigenlijk niet meer vertoond is. Maar speelt Lynch vooral met filmstijlen en -genre’s, waarbij hij over de grenzen van het absurde heengaat, bij Campion gaat het om echte mensen met echte gevoelens en ervaringen, die ze als een van de belangrijkste cineasten van onze tijd weet te verbeelden.