Guido van der Werve over Nummer achttien

'Dit is een idiote plek en ik doe idiote dingen'

Guido van der Werve. Foto: Koos Breukel

De eenzaamheid van de langeafstandsloper, kun je denken bij kunstenaar-triatlonsporter-pianist Guido van der Werve, die terugkeerde van de rand van de dood. Maar hij herstelde juist ook door alle mensen om hem heen. En omdat hij, zegt hij, best competitief is. In het collageachtige Nummer achttien beschouwt hij met typerende nuchterheid en donker-komische terzijdes zijn leven sindsdien.

Tastbare fluïditeit, was in 2022 de titel van de tentoonstelling over het werk van Guido van der Werve (1977) in Eye Filmmuseum. ‘In het universum van Guido van der Werve zijn romantiek, de natuur en het sublieme nooit ver weg’, meldde een begeleidende tekst. ‘Zijn films gaan over de nutteloosheid van het bestaan en tonen tegelijkertijd de eindeloze schoonheid ervan.’

Daar kun je een heleboel kanten mee op, maar dat past bij het werk van deze kunstenaar. Al heeft Van der Werve als je hem ontmoet ook een aanstekelijke nuchterheid. “Ja, whatever”, zegt hij ergens in het gesprek wanneer hij het heeft over werk maken voor galeries. Zijn werkproces omschrijft hij als “wachten op het juiste moment”. Het idee voor een van zijn bekendste performances, het bijkans iconische beeld van Van der Werve die voor een ijsbreker uit over een ijsvlakte loopt in Nummer acht (2007), kostte hem vijf seconden om te bedenken. 24 uur lang op het geografische midden van de Noordpool staan (Nummer negen, 2007), waar de aarde onder Van der Werve om z’n as draait zodat hij zelf even niet hoefde mee te draaien, noemt hij “gewoon een baan”.

Al sinds zijn afstudeerfilm nummert Van der Werve de opnamen die hij van performances maakt. Het begon uiteraard bij Nummer één. Nu maakt hij met Nummer achttien, the breath of life zijn eerste bioscoopfilm. De film is anders dan – en toch weer hetzelfde als – zijn eerdere films. In 2016 kreeg Van der Werve in Berlijn, dat hij als woonplaats afwisselt met Amsterdam en het buitengebied van Helsinki, een bizar ongeluk dat vrijwel ieder ander mens het leven had gekost. In Nummer achttien verweeft Van der Werve dat ongeluk, de revalidatie en allerlei persoonlijke overpeinzingen, bijvoorbeeld over de onvrede die hij lang voelde over de dood van zijn vader.

Je leeft hoofdzakelijk in Berlijn? “Het ligt er een beetje aan. In Amsterdam heb ik nog een studentenwoning, dat is een contract voor onbepaalde tijd. In Finland zijn het licht en de zomers mooi, maar in de winter heb je maar drie uur licht per dag. We hebben daar een gigantische woning, dat zie je ook in de film, maar dat heeft ook nadelen. Het is niet warm te krijgen. Soms gaan we op de vloer van de badkamer liggen, omdat die tenminste vloerverwarming heeft.”

In een eerder interview zei je dat je als kunstenaar met meer aandacht in het leven moet staan dan andere mensen. “Vroeger wilde ik pianist worden. Mijn vader was tekenleraar op de Rietveld. Ik kom uit de buurt van Rotterdam, dus we gingen altijd in het Boijmans schilderijen kijken. Maar schilderijen raakten me niet zo als muziek. Toen ik zelf op de Rietveld zat, begon ik me af te vragen waarom muziek zo krachtig en direct voor me was. Componisten abstraheren eigenlijk een gemoedstoestand, net zo lang tot de muziek alles zegt wat ze willen zeggen. Om dat te kunnen, moet je aandacht hebben. Freud zei ooit: ‘Een kans komt alleen voor aandachtige mensen.’ Ik laat me net als een componist leiden door mijn gemoedstoestand tot ik iets zie of vind waarvan ik denk: dat is het. Iets wat alles zegt wat ik wil zeggen, op de kortst mogelijke manier.”

Maar Nummer achttien is anders. Je wilt een proces laten zien, niet een moment. “En ik wil mensen raken. Dat is anders dan wanneer ik iets voor een galerie maak. Mijn doel was om een film te maken die mensen kan boeien, ook al is het geen makkelijke film.”

Het idee achter Nummer negen was: even niet meedraaien met de wereld. Neem je vanuit zo’n performance iets mee naar je dagelijks leven? Of is het vooral: ik wil dat beeld de wereld in slingeren? “Op een gegeven moment liep ik op straat en dacht ik: gaan we weer, meedraaien met de wereld. Is dat nodig? Nee, het is niet altijd nodig. Het idee voor die ijsbreker in Nummer acht kwam ook zo. Ik stond ooit op een pontje van Helsinki naar de kust die ook een beetje als ijsbreker fungeerde. Ik hing over de boeg en ik zag hoe het ijs brak en ik dacht: als ik hier voor loop, dat zegt alles. Een idee dat in vijf seconden ontstond, werd een van mijn grootste hits.”

Het is dus vooral een performance, als je op dat geografische midden staat? “Dat ik naar de Noordpool ging – eerst naar Spitsbergen, toen met de helikopter naar dat geografische midden en daar 24 uur blijven staan – was een dure trip, dus ik moest ergens mee terugkomen, dat was simpel. Voor mij is het gewoon een baan.”

Ook dat moet bij het maken van Nummer achttien anders zijn geweest. “Toen ik in Berlijn aan het revalideren was, dacht ik: dit is een idiote plek en ik doe idiote dingen. Dat moeten we vastleggen. Dat was eind 2016, een paar maanden na het ongeluk. Dat zie je ook wel in de film, want ik ben helemaal uitgemergeld. Acteren ging toen best lastig, maar gelukkig hoefde ik alleen te spelen dat ik in coma lag.”

In de film zien we je met een soort Edward Scissorhands-constructie oefenen. “Dat was op het revalidatie-instituut. Ze zijn daar best ver in revalidatie, zeker in Berlijn.”

We zijn in Nederland minder ver? “Ik heb gehoord dat het in Nederland anders is, ja. De mentaliteit in Duitsland is anders. Ze zeiden tegen mijn partner: ‘Het is onze taak iemand terug te brengen tot een persoon.’ In Nederland heerst toch een beetje een euthanasiementaliteit.”

We worden hier eerder afgeschreven? “Ja – als iets gebroken is, weggooien.”

Ben je terug geweest naar de plek van het ongeluk? “Ja. Ik hoorde van mensen dat die straat redelijk gevaarlijk is. Toen getuigen van het ongeluk me vertelden wat ze precies hadden gezien, dacht ik: Hollywood-bullshit. In een film zou ik zo’n ongeluk nooit geloven.”

Maar het gebeurde. “Het was een heel naar ongeluk. In de revalidatie zei een van de artsen dat ik maar even goed moest lachen, want 95 procent van de mensen had zo’n ongeluk niet overleefd. Maar ja, ik ben best competitief. Ik dacht ook: heb ik toch iets goed gedaan. Dat ik niet alleen maar de mensen om me heen meesleur in een draaikolk van ellende. Ook al was dat ongeluk niet mijn schuld, ik zag mezelf wel als last.”

Is de film nodig geweest voor jou? “Ja. Ik ben een creatief mens dus toen ik een paar maanden in het revalidatie-instituut zat, besefte ik dat het vastgelegd moest worden. Daarna heb ik de film geschreven en samen met de producent in al die ideeën het kaf van het koren gescheiden. Want voor mij was alles wat ik meemaakte tijdens die revalidatie even interessant. Voor een kijker natuurlijk niet.”

Voor iemand in zo’n situatie is niets een detail. “Ik bedacht de raarste dingen. Dat ik veel sproeten heb en veel haar en dat waar de sproeten ophouden het haar begint. Zo’n observatie zit dus niet in de film.”

Wat wilde je met de film laten zien? “Ik was in mijn jeugd best wel een outcast. Op de basisschool had ik de bijnaam Frommel. Als in: papier dat je verfrommelt en weggooit. Ik zag de film als een kans om een ode aan de outcast te maken.”

Wat je aan het eind van de film op de begraafplaats tegen je vader zegt, had je dat al langer in je hoofd? “Ik heb lang gedacht dat ik mijn vader een beetje heb vermoord door hem geen sondevoeding te geven. Ik voelde me er verantwoordelijk voor. In de jaren voordat ik het ongeluk had, was ik daar depressief over. Dus ik ben blij dat ik in de film iets met zijn schilderijen heb kunnen doen.”

Ben je weer intensief aan het sporten? “Niet zo. Ik heb een paar maanden terug de marathon van Amsterdam gerend en ik ga nu ook de marathon van Berlijn rennen. Maar de tijden die ik vroeger haalde, dat lukt me niet meer. Of misschien zou ik het wel kunnen, maar ik word ook ouder en dan denk ik: wat heb je eraan om een marathon onder de drie uur te rennen?”

Is dat niet juist de schoonheid van zoiets als rennen, dat mensen zich tot het uiterste willen pushen terwijl het strikt genomen een zinloze actie is? “Nou ja, ik noem het ook wel eens mediteren voor mensen die niet stil kunnen blijven zitten. Voor mij is het een ideale dag als ik thuis kan zitten en kan componeren en dan de deur uit ga en tien kilometer kan rennen. Dan ben ik goed bezig.”