George Sluizer over Dutch Angle

Licht ironisch

George Sluizer. Foto: Martijn Savenije

George Sluizer heeft altijd zijn blik op het buitenland geworpen en werd daarbij vaak tegengewerkt. Wat vindt hij van het label Dutch Angle, dat een nieuwe generatie filmmakers aan het buitenland voorstelt?

De Nederlandse cinema moet een smoel krijgen. Dat is althans de gedachte achter het initiatief Dutch Angle waarmee het Nederlands Film Festival ‘vernieuwende auteurfilmers’ in de kijker van het publiek wil spelen. Want filmmakers als Nanouk Leopold (Guernsey, Wolfsbergen) en Esther Rots (Kan door huid heen) mogen op internationale festivals dan hoge ogen scoren, in eigen land is de belangstelling van het publiek soms bedroevend beperkt.

Tijdens het aanstaande NFF wordt onder de noemer Dutch Angle werk vertoond van Leopold, Rots en nog enkele andere regisseurs die in die categorie vernieuwend vallen. Een specifiekere gemene deler in cinematografische stijl en thematiek is lastig te formuleren. In ieder geval zijn de geselecteerde regisseurs min of meer van dezelfde generatie (rond 1970), geflankeerd door Mijke de Jong (1959) en David Verbeek (1980), en staan ze op een vergelijkbaar punt in hun carrière met twee of drie door critici goed ontvangen speelfilms. ‘Jonge’ filmmakers dus, en kennelijk exemplarisch voor de moderne Nederlandse film.

George Sluizer (1932) is geen van beide – want zoals Jos Stelling ooit zei: "Je hebt de Nederlandse cinema en je hebt George Sluizer." Op 19 september jl. ontving Sluizer (Spoorloos, 1988) van het Vlissingse Film by the Sea een Lifetime Achievement Award voor zijn oeuvre. Dat kwam grotendeels buiten Nederland tot stand. Wat vindt Sluizer eigenlijk van het label Dutch Angle? "Ik moet zeggen dat ik er een beetje om moet glimlachen. Ik was de eerste die internationaal dacht, maar dat werd niet gewaardeerd."

Zo verfilmde Sluizer Harry Mulisch’ roman Twee vrouwen (1979) in het Engels, waardoor het Filmfonds hem kortte op de subsidie. Plannen om te filmen in Brazilië (die in 1973 uiteindelijk Het vlot opleverden) en over Herman Gorters fascinatie voor Stalin in Rusland werden afgewezen. "Ik heb constant problemen gehad, ben constant tegen de grenzen van de Nederlandse regelcultuur opgelopen. Ik voel hier altijd een gebrek aan vrijheid." Dat de blik nu naar buiten gericht wordt en enkele Nederlandse films succesvol zijn over de grens, vindt hij "licht ironisch".

Om zeep
"Hoe kan de Nederlandse cinema zich profileren? In de eerste plaats natuurlijk met goede scenario’s, goede verhalen. Maar we moeten ook het lef hebben om talent en eigenzinnigheid de ruimte te geven, om gul te zijn. Als lid van adviescommissies heb ik herhaaldelijk meegemaakt dat goede en originele verhalen geen kans krijgen. Lars von Trier zou nooit een film hebben kunnen maken in Nederland."

Eigenzinnigheid wordt in Nederland om zeep geholpen, wil Sluizer maar zeggen. De opmerking over Von Trier markeert onbedoeld ook een frappant aspect van Dutch Angle. Het Dogma-manifest van Von Trier c.s. was een initiatief van filmmakers zelf en niet, zoals Dutch Angle, een label om voor het publiek enige samenhang te suggereren. Daar is op zich niets mis mee, maar het is eerder een marketinginstrument dan een uit de ‘filmgemeenschap’ voortkomende ontwikkeling.

De behoefte aan zo’n label kan Sluizer wel billijken. "Het is legitiem, zeker, en ik zal er ook wel zijn bij de presentatie." Al vindt hij ook dat het Nederland van quota en regels, van het huidige nationalistische klimaat, erin doorschijnt. "Wat filmmakers uiteindelijk vooral nodig hebben, zijn de middelen om hun ideeën te verwezenlijken en niet zozeer een label achteraf."


Het Nederlands Film Festival presenteert in samenwerking met de Volkskrant en filmdistributeur A-Film een dvd-box met vijf Dutch Angle-films: Langer licht van David Lammers, Guernsey van Nanouk Leopold, Kan door huid heen van Esther Rots, Diep van Simone van Dusseldorp en Het zusje van Katia van Mijke de Jong.