Berlinale-blog 5: Bilal Wahib Nederlandse Shooting Star in Berlijn

'Ik wil mezelf kunnen zien zoals ik naar een ander kijk'

Bilal Wahib (foto Geert Snoeijer)

“Yeah! I’m here.” Dat is het eerste wat Bilal Wahib zegt als hij op het kleine podium in de Audi Berlinale Lounge stapt bij de presentatie van de Shooting Stars, de tien meest veelbelovende jonge Europese acteurs van dit jaar. Nederland heeft ook weer een Shooting Star. Dat is dus Bilal Wahib.

Hij is de jongste van het tiental, maar hoewel pas 21 heeft hij al een stevige staat van dienst in televisieproducties en korte en lange speelfilms. Zoals De Libi van Shady el-Hamus en nu op de Berlinale in Paradise Drifters van Mees Peijnenburg. Wat dan gelijk de belangrijkste Nederlandse titel op de Berlinale is dit jaar. Hiernaast Nederlands kort werk en een vijftal coproducties, waaronder het aandachttrekkende Duits-Nederlandse Berlin Alexanderplatz van Burhan Qurbani.

Terug naar Wahib. Hij glundert. Straalt. Hij is niet iemand die gaat zitten wachten op dingen die wel of niet gaan komen. Als de presentator hem daar iets over vraagt, zegt hij simpelweg: “Je moet weten wat je wil.” Dus als daarna de interviewsessies beginnen en ik Wahib tien minuten mag spreken, is de eerste vraag vanzelfsprekend:

Wat wil je? “Te veel. Ik wil nog mooiere rollen spelen, meer diepgang. Ik wil ook in de muziek. Ik wil gezond blijven, al kan je daar niet veel anders aan doen dan gezond leven. Ik wil goed zijn voor de mensen. Dat heeft niet allemaal met werk te maken. Maar wat werk betreft: veel mooie dingen maken.”

Je bent al jong begonnen. “Met kleine dingetjes voor tv begon ik toen ik elf was. Dat was spannend, heel spannend.”

Je wist dus al heel jong dat je acteur wilde worden. “Ja dat wist ik. Niet precies wat; presentator, zanger of acteur, zoiets.” Lachend: “Ik wist toen natuurlijk niet dat ik nu hier zou staan.”

Had je voorbeelden? “Veel. Sowieso Will Smith, die was gewoon de baas. In Nederland keek ik meer naar Achmed Akkabi, Marwan Kenzari of Nasrdin Dchar. Met hen voelde ik wel een beetje een band. Want de Nederlandse televisie was tamelijk wit, zal ik maar zeggen. Is niet erg, maar ik dacht wel dat ik daar nooit bij zou kunnen komen. Ik zag daar geen jongens zoals ik. Ik ben gewoon Nederlands, maar mijn roots liggen in Marokko en daar ben ik trots op. En toen zag ik hen! Dat was heel mooi! Dat is mijn weg, dacht ik, en ik ga er hard voor werken.”

Had je meteen het gevoel: acteren kan ik wel? “Dat is meer een ontwikkeling. Ik zeg niet dat ik op mijn dertiende al goed was. Als ik nu terugkijk denk ik: oké dat was leuk maar ik ben intussen wel echt gegroeid.”

Je hebt zelf stappen gezet? “Ik heb me aangemeld bij castingbureaus toen ik het woord nog niet eens kon schrijven. Maar ik dacht: let’s go. Bij Kemna Casting moest je een cv en mooie foto’s hebben, maar dat had ik nog niet. Het ging stap voor stap en uiteindelijk waren er mensen die in mij geloofden en die dingen voor me regelden. Dat was tof.”

Je hebt een Marokkaanse achtergrond. Lag het voor de hand dat je acteur zou worden? “Mijn moeder heeft vroeger toneel gespeeld en mijn vader is altijd wel de grappenmaker. Ik ben niet heel lang met m’n vader opgegroeid; toen ik elf was zijn mijn ouders gescheiden. Maar ik heb wel wat meegekregen. Wees jezelf. Als je iets voelt om te zeggen moet je het zeggen. Als het niet goed is hoor je het wel.”

Wat betekent acteren nu, wat zijn je ambities? “Het is nu echt werk geworden. Nog steeds een hobby, maar ik zie het nu wel als werk, ook omdat ik er steeds beter in wil worden. Ik wil echt deliveren. Vroeger ging ik naar een set en dacht ik: ze hebben me uitgenodigd en ik zie wel. Het wordt vast leuk.” Met nadruk: “Nu wil ik het voor mezelf ook echt goed doen. Ik wil mezelf kunnen zien zoals ik naar een ander kijk. Dat is vaak best wel lastig.”

Je hebt heel verschillende rollen gespeeld. Heel uitbundig bijvoorbeeld in De Libi, heel introvert in Paradise Drifters. Hoe benader je dat? “Dat is echt, en daar ben ik heel blij om, de kracht van een regisseur. We zien dat jonge Nederlandse regisseurs opstaan, zoals Mees Peijnenburg en Shady El-Hamus. Dat zijn jongens die dicht bij een acteur kunnen staan. Ik vind het fijn om met ze te werken.”

Het gaat allemaal al geweldig goed en toch wilde je naar een toneelopleiding, de Toneelschool Amsterdam. Wat biedt dat je? “Structuur. Dat is iets wat je snel kan vergeten. Als iedereen je prijst moet je echt weer terug gaan naar de basis, altijd naar de basis. Met mensen die niet alleen willen dat je presteert, maar mensen die je willen omdat ze je beter willen maken. Dan mag je vallen, mag je op je bek gaan. Hoe zou je het beter kunnen doen. Dat leer ik echt op de toneelschool, dat is echt de basis.”

Je krijgt gereedschap in handen. Je leert naar jezelf te kijken. “Niet alleen naar mezelf kijken, ook naar anderen kijken. Dat is echt heel belangrijk. Ik kan een scène spelen met jou, maar als ik gefocused ben op mezelf en niet naar jou luister dan werkt het niet.”

Je gaat Hamlet spelen? “Nou, dat ga ik dus niet meer doen, dat is onlangs bekend gemaakt. Ik wil er ook niet te veel over zeggen, maar op een gegeven moment merkte ik: dit gaat het niet worden. Als je dan slapeloze nachten krijgt, moet je op een knoop doorhakken.”

Het was je eigen keus? “Ja, het is mijn keus geweest.”

Een ding nog: muziek, gaan we ook dat van je horen? “Dat gaan we ook horen, dat gaan we zeker horen. Geef me twee maanden en dan komt er iets, serieus, zingen en rappen.”