NFF 2021: Prof Talk Madeleine Fontaine

Een filmkostuum staat nooit op zichzelf

Madeline Fontaine tijdens de NFF Pro Talk. Foto: Almichael Fraay

“We zijn geen shoppers.” Kostuumontwerper Madeleine Fontaine herhaalt het enkele keren tijdens haar NFF Prof Talk. Kostuumontwerpers zijn geen veredelde stilisten, zoveel wordt uit haar verhaal wel duidelijk.

Vorig jaar werd tijdens het NFF voor het eerst een Gouden Kalf voor Costume Design uitgereikt. Alette Kraan won ‘m voor Mi vida. Dat deze prijs relatief nieuw is, zegt misschien iets over hoe belangrijk dit vakgebied gevonden wordt, of hoe weinig men er van weet. Een kostuumontwerper ondersteunt vanuit zijn of haar expertise de visie van de filmmaker, en is daarmee een essentieel onderdeel van het grotere plaatje.

Madeleine Fontaine (winnaar van zes Césars en een BAFTA en met een Oscar-nominatie op haar naam) legt het mooi uit tijdens haar masterclass op het NFF: “Kostuumontwerp gaat nadrukkelijk niet over mode. Een kledingstuk in een film staat nooit op zichzelf, maar zegt iets over het karakter van een personage, of de situatie of periode waarin die zich begeeft.”

Fontaine, kostuumontwerper van onder meer Le fabuleux destin d’Amélie Poulain (Jean-Pierre Jeunet, 2001), Yves Saint Laurent (Jalil Lespert, 2014) en Jackie (Pablo Larraín, 2016) heeft vaak moeten uitleggen dat zij niet ‘uit shoppen’ gaat en dat acteurs niet ‘gewoon met eigen kleren aan’ spelen. Dat ze werkt met een vaste club coupeurs, in nauw contact staat met gespecialiseerde kledingverhuurders, haar budget moet bewaken en voor haar kostuums veel research doet.

De bezoekers van deze NFF Prof Talk, veelal Nederlandse vakgenoten van Fontaine, herkennen zich in haar verhalen. Hoe je soms ‘s nachts in je keuken eigenhandig stof staat te verven. Of hoe je zeiknatte, afgedragen kleding na opnames binnen twaalf uur weer kurkdroog en schoon aan moet leveren voor een nieuwe ronde. Maar ook: razende nieuwsgierigheid, enthousiasme en liefde voor dit vak.
Aan de hand van filmfragmenten uit eerdergenoemde films en foto’s die Fontaine zelf op de sets maakte, licht ze fijne vakverhalen uit. Curator en designer Rawad Baaklini is interviewer van dienst. Met behulp van een QR-slimmigheidje kan het publiek tijdens deze sessie eveneens vragen stellen die direct op Baaklini’s iPad verschijnen.

Le fabuleux destin d’Amélie Poulain

Hoewel Fontaine al sinds de vroege jaren tachtig aan het werk was, brak ze pas in 2001 wereldwijd door met Jeunets Amélie, die dit jaar haar twintigste verjaardag viert en in december opnieuw in de bioscopen te zien is. De frêle hoofdrolspeelster Audrey Tautou werd met haar karakteristieke kapsel, verfijnde kleren en lompe schoenen (“om de vrouwelijke lijn te breken”) een iconisch figuurtje. “Een knipoog naar Audrey Hepburn”, noemt Fontaine het zelf. Hoewel ze werkte met een beperkt budget en een piepklein kostuumteam, stond haar naam plots wereldwijd op de kaart. Maar, ere wie ere toekomt: “Jeunet had al een storyboard klaarliggen van een wereld die geheel uit zijn brein ontsproten was.” Wat ook meespeelde het succes van Amélie was de samenwerking tussen verschillende departementen. Want, zegt Fontaine: “Een prachtig kostuum kan om zeep worden geholpen door een slecht kapsel.” Daarom kiest Fontaine graag zelf het haar en make-up team waarmee ze samenwerkt. Dat is een luxe die natuurlijk niet voor iedere kostuumontwerper is weggelegd, maar die handvol Césars leggen ongetwijfeld gewicht in de schaal.

In 2004 huurde Jeunet Fontaine opnieuw in, dit keer voor zijn Eerste Wereldoorlogsdrama Un long dimanche de fiançailles. Fictieve personages werden geplaatst in een waargebeurde slag en een specifieke tijd. Fontaine had dit keer een grotere crew tot haar beschikking en zo’n vijf maanden voorbereidingstijd. Die was broodnodig, aangezien die antieke uniformen alleen nog in archieven bestaan. Ze ontwikkelde zelf de loden wollen stof met het ‘juiste gewicht’. Uniformen moesten loodzwaar worden in de modderige loopgraven waarin die soldaten zich zo lang bevonden. Authenticiteit was hier het toverwoord. Maar dat is het in Fontaine’s optiek altíjd.

Jackie

In tegenstelling tot een fictief personage als Amélie, staat een wereldberoemde vrouw als Jackie Kennedy op onze collectieve netvlies gebrand. De echtgenote van de Amerikaanse president John F. Kennedy is zó vaak gefilmd en gefotografeerd dat haar beeltenis alom bekend is – inclusief haar kleding. Voor scènes waarin Jackie in het echt nooit gefilmd was – in de slaapkamer bijvoorbeeld – zocht Fontaine naar nachtkleding die zij als vrouw van haar klasse en in die tijd gedragen hád kunnen hebben. Het bloedrode, op een Dior geïnspireerd pakje werd twee keer gemaakt, in verschillende tinten: één voor de kleurenopnames, één in een lichtroze tint voor zwartwit-opnames. De rode kleur van het ‘oorspronkelijke’ pak bleek daarvoor te donker uit te vallen. Sowieso werd er op elke mogelijk te gebruiken stof eerst een cameraproef losgelaten. Zodra Chanel lucht kreeg van de filmopnames, stelde het modehuis voor het pakje in eigen atelier te maken. Tijdgebrek deed dat plan de das om. Men kwam overeen knopen uit het archief van Chanel te gebruiken en er moest een ‘goedkeuring’ van het modemerk komen. Dat bleek geen probleem aangezien Fontaine’s naaisters veelal afkomstig zijn van ateliers van Franse couturiers. Waarom het origineel niet gebruikt werd? Het pakje dat Jackie daadwerkelijk droeg op die fatale dag in 22 november 1963 is een bewijsstuk, en ligt 99 jaar achter slot en grendel.

Yves Saint Laurent

Ook in het geval van Yves Saint Laurent bleken beeld-, schets- dan wel kostuumarchieven van groot belang. Omdat men rond 1972 pas begon met het aanleggen van een archief van YSL’s ontwerpen voor Dior en later onder zijn eigen naam, viel Fontaine’s oogst van antieke robes tegen. Veel is verloren gegaan en het is vaak niet bekend welke stukken in privécollecties hangen. Enkele jurken, zoals de drie uit de befaamde Mondriaan-collectie, konden worden gebruikt. Maar de breekbare stukken moesten letterlijk met witte zijden handschoentjes worden aangepakt. Bovendien mochten de modellen niet zweten. Daartoe werd de temperatuur op de set op standje ijzig koud gehouden. Omdat de schetsen van de meester wel bewaard waren gebleven, kon het team van Fontaine belangrijke stukken opnieuw maken. Soms from scratch, soms door gebruik van een al bestaand stuk: een van YSL’s vroege trouwjurken bestond uit een vlooienmarkt-exemplaar dat vervolgens werd aangepast naar het geschetste origineel.

Fontaine archiveert wegens ruimtegebrek nauwelijks eigen kostuums als die eenmaal hun dienst bewezen hebben. Alleen zeldzame juwelen en accessoires bewaart ze om eventueel ooit in te zetten. Toch krijgen de kostuums een tweede leven. Voor een zacht prijsje worden Fontaine’s kostuums namelijk verkocht aan de gespecialiseerde kledingverhuurbedrijven waar zij en al haar collega’s door heel Europa grote groepen figuranten mee in de kleren steken.

Fontaine maakt een vuist voor haar vakgebied, onder meer als voorzitter van de Franse Association Française des Costumiers du Cinéma et de l’Audiovisuel (AFCCA). Net als haar Nederlandse collega’s vindt ze dat kostuumontwerpers tot niet zo lang geleden slecht vertegenwoordigd werden. “Vanaf het eerste moment dat ik een schaar in handen had op een set, merkte ik dat iedereen in zijn eigen hoekje zat te werken. Ik miste onderlinge uitwisseling van kennis.”

Ze vertelt hoe alles met steeds minder geld voor elkaar gebokst moet worden en over het verdwijnen van studio’s, en dus werk, in Frankrijk. Ook is de beknopte voorbereidingstijd die je krijgt als je in het buitenland werkt, haar een doorn in het oog. “Iedereen moet opnieuw het wiel uitvinden en je moet in sneltreintempo lokaal een netwerk opbouwen in een andere cultuur.” Vrijwel de hele zaal knikt eensgezind mee. Ook dat je er niet rijk van gaat worden, en niet in door kan groeien (“er is geen ‘hogerop’ in kostuumontwerp”), weet iedereen hier als geen ander. Op de vraag of dit vak het haar financieel waard is, wordt nét iets te hard gelachen in de zaal. Toch is haar antwoord erop hartgrondig: “Ja”. Vooral haar trouwe team, dat ze consequent ‘the workshop’ blijft noemen, is haar lief. “Ik hou enorm van opnames op een set, maar werkend met hen voel ik me werkelijk in mijn element.”