IFFR-blog 14: Robby Müller Award-winnaar Diego García
'Er moet een reden zijn voor alles wat je doet'
Zichtbaar ontroerd ontving de Mexicaanse director of photography Diego Garcia afgelopen maandag de eerste Robby Müller Award. Voorafgaand werd García, die werelden op de grens van droom en realiteit verbeeldde in Apichatpong Weerasethakul’s Cemetery of Splendour, Gabriel Mascaro’s Neon Bull en Carlos Reygadas’ Nuestro tiempo, geïnterviewd over zijn werk.
De eerste ontvanger zijn van een prijs die de naam draagt van een iconische vakgenoot die relatief kort geleden nog actief was, moet een verwarrend soort eer zijn. De uitreiking van de eerste Robby Müller Award op maandag 27 januari was tegelijk een eerbetoon aan de anderhalf jaar geleden gestorven cameraman Robby Müller, een viering van de instelling van deze prijs en een bekroning van het cinematografische werk van de winnaar van dit jaar, Diego García.
Het IFFR, de Netherlands Society of Cinematographers (NSC) en Müllers weduwe Andrea Müller-Schirmer zijn de initiatiefnemers van de nieuwe prijs, bedoeld voor een ‘beeldmaker’ – dat kan een filmregisseur, videokunstenaar of director of photography zijn – die “een authentieke, geloofwaardige en aangrijpende beeldtaal heeft ontwikkeld met zijn of haar gehele oeuvre”. Wat officieel nog aan die omschrijving voorafgaat zijn de woorden “in de geest van wijlen Robby Müller”. Juist, ga er maar aan staan.
De compilatie van beelden uit Müllers onsterfelijke oeuvre, die aan het begin van de awarduitreiking werden vertoond, maakten het voor García dan ook niet makkelijker om te imponeren met zíjn werk, hoe gevoelig en virtuoos ook. De vergelijking is natuurlijk onzinnig en oneerlijk; zoals we ook niet verwachten dat jaarlijks met de uitreiking van de P.C. Hooftprijs een nieuwe Hooft opstaat, zo moeten we ook niet denken dat nu elk jaar op IFFR iemand in de voetsporen van Robby Müller kan treden.
Theo Bierkens, een van de oprichters van de NSC, zette die kwestie recht door het doel van de prijs toe te lichten: “We willen beeldmakers van nu aanmoedigen om hun ogen opnieuw te openen, het experiment op te zoeken en een meer uitgesproken manier van visueel vertellen te ontwikkelen. Te blijven zoeken naar nieuwe manieren van kadreren en belichten, de intuïtie te omarmen, nieuwe mogelijkheden verkennen om het verhaal te dienen en het beter te maken.” Waarna juryvoorzitter Andrea Müller-Schirmer García’s bijzondere gaven prees “als vertaler van ideeën en gevoelens in beelden en als een onzichtbare poort naar een mysterieuze realiteit, waarmee hij de cinema in nieuwe richtingen weet te duwen.”
Voordat die uitreiking plaatsvond sprak García zelf twee uur lang, voor en met een publiek van filmstudenten, filmliefhebbers en cameramensen, over zijn werk tijdens een interview geleid door de Nederlandse DoP Joris Bulstra. Aan de hand van shots uit Nuestro tiempo, de door Nicholas Winding Refn geregisseerde Amazon-serie Too Old to Die Young, Paul Dano’s regiedebuut Wildlife en Gabriel Mascaro’s nieuwe film Divino amor vertelde Garcia over belichting en cameravoering, preppen en improviseren, en zijn samenwerkingen met regisseurs uit verschillende delen van de wereld.
IFFR en andere Nederlandse festivals hebben de gewoonte om zulke gesprekken aan te kondigen als ‘masterclass’, maar de laatste keer dat ik iets heb bijgewoond dat die naam recht doet, was het filmcollege van Sergej Loznitsa tijdens IFFR 2016. Hij nam zijn toehoorders mee in het ontwikkelingsproces voor de film waar hij op dat moment aan werkte, Austerlitz, en dat proces legde hij uit aan de hand van theoretische bespiegelingen over de verhouding tussen film en werkelijkheid. Hoe verrukkelijk was dat! Het zou flauw zijn om iedereen af te meten aan het intellectualisme van iemand als Loznitsa, want Diego García is duidelijk meer een doener. Maar het losse format van een interview naar aanleiding van door de maker gekozen fragmenten werkt ook niet zomaar een diepgaand gesprek in de hand. Zonder inhoudelijke voorbereiding door de geïnterviewde óf intensieve research vooraf door de interviewer leidt zoiets makkelijk tot precies dat, wat het in dit geval opleverde: een reeks verspreide mededelingen, die op zichzelf best interessant waren, maar ook enigszins onbevredigend aan de oppervlakte bleven hangen. Hieronder een paar fragmenten.
Over visuele stijl merkte García op: “Ik ben niet bezig met een eigen stijl. Ik werk vooral met regisseurs die op zoek zijn naar een bepaalde filmtaal. Veel regisseurs met wie ik werk houden van lange shots, dus dat ben ik op verschillende manieren steeds aan het verkennen. Ik probeer de regisseur te leren kennen als persoon, te begrijpen hoe hij naar het leven kijkt en naar de natuur, en dat probeer ik te vertalen in beelden, een bepaald gevoel van tijd, et cetera. Ik probeer iets te doen dat past bij het verhaal.” En over hoe hij dat doet: “Er moet een motivatie zijn voor alles wat je doet. Als je een pan of een push-in maakt, dan moet dat iets betekenen. Het volgen van de innerlijke toestand van het personage is waar alles uit voortkomt.”
Over de belichting in Wildlife: “We wilden het er eigentijds uit laten zien, niet vintage. Daarom probeerden we zoveel mogelijk gebruik te maken van natuurlijk licht. Het ging erom de juiste plek en het juiste moment van de dag te vinden. Eenvoud was onze leidraad.”
Over Nuestro tiempo, Reygadas’ eerste digitaal geschoten film: “Ik vind dat films als deze eigenlijk op 35mm gedraaid moeten worden. Dat proces is helder en simpel. Je hebt de acteurs, het geluid, de camera en het aanwezige licht.” En over de beginscène van die film, geschoten in de schemering: “Het heeft ons twee of drie zonsondergangen gekost om die scène te filmen. Dat kon omdat we geen groot budget hadden. Als je maar met drie mensen een crew vormt, kun je dit doen, en voor Carlos is dat heel belangrijk. Als je een crew van honderd man hebt, kun je niks.”
Over het werken met Nicholas Winding Refn in Amerika, waar de DoP meestal niet zelf achter de camera staat: “Ik draai het liefste zelf. Op die manier kan ik mijn gevoelens en bewegingen, mijn eigen lichaamstaal erin stoppen. Als ik met cameramensen werk wordt het een beetje mechanisch. Op de set van Too Old to Die Young ergerde dat me in het begin. Later kreeg ik meer begrip voor het systeem, waarin ik steeds vlakbij Nicholas bleef om de scène te kunnen bespreken.”
En over zijn bronnen van inspiratie: “Ik luister vooral naar muziek voor inspiratie. Ik beschouw muziek als een kunstvorm die erg dicht bij filmmaken staat. Beide hebben ritme, tempo, melodie, harmonie, sfeer.”
Wat uit het interview wél duidelijk naar voren kwam was het beeld van een bescheiden vakman voor wie intuïtie en een open geest belangrijker zijn dan technische uitrusting – iets wat, volgens de getuigenissen van mensen die Robby Müller kenden, van hem een waardige ontvanger van de naar hem genoemde prijs maken. Met gelukwensen, Diego García.