Berlinale 2025: Nederlandse kortfilms
Kort houdt de eer hoog

Mother’s Child
Terwijl we afwachten of de twee genomineerde Nederlandse kortfilms op 2 maart in de prijzen zullen vallen bij het Oscar-gala, houden ook op de Berlinale korte films de nationale eer hoog. Met Tito’s kaketoe, vermoeiende hulptelefoontjes en een diertje in de put.
Je kan natuurlijk teleurgesteld zijn over het gebrek aan Nederlandse films op de Berlinale. Terwijl die verdraaide Belgen en Denen (toch de twee landen waarmee we Nederland het gemakkelijkst kunnen vergelijken) er allebei weer zijn, met respectievelijk Reflet dans un diamant mort (Hélène Cattet & Bruno Forzani) in de hoofdcompetitie en Beginnings (Jeanette Nordahl) en Home Sweet Home (Frelle Petersen) in het Panorama-programma. Nog los van films in Perspectives en Generation en de coproducties – afijn, te veel om op te noemen.
Maar van Nederland is er te weinig om op te noemen. Niks in Competitie, niks in Panorama, zelfs niks in het jongerenprogramma Generation.
Ja, er zijn drie films waaraan Nederland meedeed als minoritair coproducent (The Blue Trail van Gabriel Mascaro; Timestamp van Kateryna Gornostai; Sirens Call van Lina Sieckmann & Miriam Gossing), maar als Nederlands kun je die met goed fatsoen niet claimen.
Maar deze teleurstelling geldt de lange film. Niet de korte.
Terwijl twee Nederlandse kortfilms genomineerd zijn voor een Oscar (Ik ben geen robot van Victoria Warmerdam en Wander to Wonder van Nina Gantz), waarvan de winnaars kort na de Berlinale bekend zullen worden gemaakt, draaien ook hier in Berlijn drie sterke Nederlandse kortfilms – plus nog drie coproducties. Of coproductietjes, moet je dan misschien zeggen.
Twee Nederlandse kortfilms zijn geselecteerd voor de Berlinale Shorts-competitie, Quenton Millers Koki, ciao en Naomi Noirs Mother’s Child, en beide behoren tot het beste wat ik hier tot nu toe heb gezien. Allebei experimenteren ze met de vorm en allebei roepen ze binnen een minuut of tien een wereld op die veel omvangrijker is, in ruimte en tijd, dan je redelijkerwijs zou mogen verwachten.

De ‘experimentele documentaire’ Koki, ciao (die vorige maand ook al op IFFR te zien was) wordt gepresenteerd als “misschien de eerste film geschreven door een niet-menselijk dier”. De praatgrage geelkuifkaketoe Koki behoorde toe aan Tito, president van Joegoslavië tussen 1953 en 1980. “Ti-to!”, is dan ook de meest gehoorde uitspraak. Maar Koki, die nog altijd te bezoeken is op het Kroatische (en vroeger dus Joegoslavische) eiland Brijuni – Tito’s buiten – zegt veel meer en het zijn die uitspraken, met name zijn reacties op beelden die de filmmakers hem toonden, waarmee de documentaire gestructureerd is.
“Chroesjtsjov”, zegt Koki (die als coscenarist op de aftiteling staat) en we zien een foto waarop de Sovjet-leider hem en Tito bezoekt. Ook Soekarno, Ceaușescu, Ho Chi-Minh en Sophia Loren komen voorbij. Geestiger en tegelijk dramatischer wordt het als uitspraken als “Pas op, daar komt ie”, “Dit moet op slot” en “Tot uw orders!” gebruikt worden ter begeleiding van foto’s uit het Koude Oorlog-tijdperk en van Koki’s eigen positie als opgesloten onderdaan. “U pičku materinu!” of “In de kut van je moeder!” (Koki spreekt uiteraard Servo-Kroatisch) vat het aardig samen.
Bij het kijken bekroop me twijfel over hoe echt dit allemaal was. Tito is alweer een tijdje dood en Koki zag er nog verdacht fris uit. Bovendien komt een e-mail voorbij waarin iemand betwist dat de vogel die op Brijuni als Koki wordt gepresenteerd de originele is. Maar Wikipedia en de website van Brijuni bevestigen het voortbestaan van Tito’s gevederde vriend, geboren 1960, van een soort die wel een eeuw oud kan worden. En de twijfel die de documentaire desondanks zaait, maakt het verhaal alleen maar fascinerender.
Waar regisseur Miller logischerwijs in Kroatië filmde, ging Naomi Noir om andere redenen de grens over. Door de autobiografisch geïnspireerde overload die een ouder kan ervaren als de voltijds mantelzorger van een volwassen zoon met beperkingen, te verplaatsen van Nederland naar Engeland, creëerde ze de afstand die ze nodig had om het verhaal in alle artistieke vrijheid te vertellen.
Ik vind het bijna verbijsterend hoeveel ik in negen minuten heb meegekregen van het leven van deze moeder Mary. Van de rust en volharding waarmee ze haar zoons luier verschoont en hem ondertussen kalmeert, via de relatie met haar eigen moeder (de tweede betekenis van de titel), tot de gekmakende telefonades met instellingen die keer op keer dezelfde vragen stellen en keer op keer haar terug in de wachtstand zetten. En dat ze een licht agressieve hond heeft, een aardig huis met onderhoudsachterstanden, een goede vriendin die communiceert via een voice app op haar tablet en een plaatselijke kroeg met allerhande dronkaards. En dat is nog niet alles.
De animatie zelf is schokkerig en beperkt, maar steeds origineel (wat veel beter is dan vloeiend, overdadig en onorigineel), van de wimpers die als tranen naar beneden stromen tot haar zoons wang die haar lippen nog even vasthoudt als zij zich na een kus alweer wegdraait. Het zijn aftastende, zoekende pentekeningen met kneedbare vormen en nadruk op de emotionele beleving – wat ook geldt voor het CG-fragment waarin ze, als in een droom, met haar eigen moeder haar situatie bespreekt en het water haar letterlijk aan de lippen staat.
Wat de korte animatie echter bijeenhoudt, en wat emotioneel het meest resoneert, is de kalmte waarmee Mary dit allemaal vertelt: dit is geen kapotgemaakt slachtoffer, geen hoopje ellende, maar een alledaagse vrouw met haar eigen innerlijke kracht en overtuigingen die gewoon af en toe even heel moe wordt van alles. Vooral van die instellingen – ik zie dit moeiteloos voor me als korte introductiefilm van een bijeenkomst van hulpverleners, verzekeraars of overheidsinstellingen. Om wanneer je de volgende keer een ‘cliënt’ belt even eraan te denken dat je een volledig mens, met alles erop en eraan, aan de lijn hebt (en om, als instelling, je bellers daarvoor de tijd te geven).

In Generation ten slotte, draait Vera van Wolferens Down in the Dumps, een korte animatie die met zijn dansende diertjes en hun eenvoudige manier van praten mikt op een jong publiek, maar ondertussen een zwaar onderwerp aansnijdt: hoe ‘diep in de put’ je kunt raken door het idee dat niemand je aardig vindt. En hoe je zelfs helemaal – en hier letterlijk – opgeslokt kunt worden door je eigen negatieve gedachten. Van Wolferen vertelt het helder en herkenbaar en, denk ik, voor een kind met vergelijkbare gevoelens zowel intens als troostend.
En dan nog even kort de drie coproducties. Bij zowel het mythisch-politieke After Colossus van Timoteus Anggawan Kusno (aan wie het afgelopen IFFR een retrospectief wijdde) en het experimenteel-filosofische Extra Life (and Decay) van Stéphanie Lagarde kon ik tijdens het kijken te weinig samenhang ontdekken tussen de verschillende bouwstenen van de op papier interessante werken (over respectievelijk het gewelddadige tijdperk van de Nieuwe Orde in Indonesië en zoiets als een collectief verzet van alle levende wezens tegen kapitalistische uitbuiting). Twee experimentele films van twintig-plus minuten waarvan ik, kort gezegd, weinig chocola kon maken.
Maar het Albanese Mua besoj më shpëtoj portreti (I Believe the Portrait Saved Me) van Alban Muja was geconcentreerd en aangrijpend. In voice-over vertelt de vader van de regisseur, een schilder, over een moment tijdens de Kosova-oorlog waarop een Servische politiecommandant hem vroeg zijn portret te tekenen – dat de commandant het portret waardeerde, heeft Muja’s vader waarschijnlijk het leven gered. Ondertussen tekent die dit portret opnieuw op een schoolbord, uit het hoofd, terwijl allerlei andere mannen zwijgend toekijken. Van de kalme emotionaliteit van de vertellende stem, tot ons meekijken bij het trekken van de lijnen van het portret, tot het beschouwen van de toekijkende gezichten, met de onvermijdelijk opkomende vraag hoe oud ze toen geweest zullen zijn en wat zij zelf hebben meegemaakt, houdt Muja’s film, die eveneens maar tien minuten duurt, de aandacht met krachtige hand gevangen – en doet daarmee zijn beklemmende onderwerp eer aan.
De winnaars van de Berlinale Shorts-competitie worden bekendgemaakt op zaterdag 22 februari 2025. De winnaars van de Oscars worden bekendgemaakt op zondag 2 maart 2025.