Freeze Frame #55

Bestaansrecht bevestigd

Cooley High. Illustratie: Rolf Hermsen

Regisseur Shady El-Hamus (De libi, Forever Rich, Crypto Boy) brengt maandelijks een ode aan een bijzondere filmscène. Deze keer: jezelf herkennen in Cooley High.

Dat de burgemeester van mijn stad Amsterdam deze zomer een scène uit mijn speelfilmdebuut De libi (2019) liet zien tijdens haar Zomergasten-avond, was zeer eervol. Dat ze aan de hand daarvan wilde benadrukken dat we als samenleving de rebellie van de jeugd niet te fel moeten veroordelen, was prachtig.

En dat ze het fragment vervolgens naast de fameuze fietsscène uit Turks fruit (1973) plaatste, was natuurlijk een compliment. Maar haar veronderstelling dat de iconische scène met Rutger Hauer en Monique van de Ven als inspiratie had gediend, is niet helemaal juist.

Een paar dagen na de uitzending sprak ik Femke Halsema op straat in het voorbijgaan aan om haar te bedanken. Ze vroeg me naar de vergelijking die ze tussen beide films had getrokken: de inspiratie was toch overduidelijk? Ik moest haar teleurstellen. “Turks fruit heeft me als film nooit echt kunnen betoveren, laat staan inspireren”, zei ik. Helaas was het gesprek te kort om te vertellen uit welke films we wél rijkelijk inspiratie hebben geput, dus bij deze nog even.

Onze belangrijkste inspiratiebron tijdens het maken van De libi was Cooley High – een Amerikaanse highschoolklassieker uit 1975, die helaas te weinig mensen kennen. De film van regisseur Michael Schultz was in die tijd volstrekt uniek doordat drie jonge Afro-Amerikaanse jongens centraal stonden, en had grote invloed op regisseurs als Spike Lee en John Singleton.

In 1975 was het voor jongeren uit minderheidsgroepen helaas zeldzaam om in films personages te zien die op hen en hun leven leken. Ondanks het succes van Cooley High kwam daar in de jaren daarna maar stapvoets verandering in. Een ontwikkeling die pas in de vroege jaren 2000 Nederland bereikte met films als Shouf shouf habibi! (2004) en Rabat (2011). De invloed van dit soort films is enorm. Jezelf herkennen in mensen op tv of in de bioscoop – in hun taal, uiterlijk of humor – bevestigt je bestaansrecht en maakt zulke films van onschatbare waarde voor de samenleving.

Het was co-schrijver Jeroen Scholten van Aschat die me op Cooley High wees en direct viel er veel op zijn plek. Onze missie werd duidelijk: een grotestadkomedie maken over jonge jongens die vaak met argwaan worden bekeken. Voor de jonge kijkers moest de film herkenning (en erkenning) bieden en bij de rest van de kijkers wilden we empathie kweken door anderhalf uur met de hoofdpersonages mee te razen door hun avonturen en dromen.

In Cooley High zit een scène waarin een van de hoofdpersonages, Preach, zijn huis binnenglipt nadat hij en een vriend zijn gearresteerd voor autodiefstal. Het is laat in de nacht en zijn moeder, die net is thuisgekomen na een avond overwerken bij een van haar drie banen, zit uitgeteld op de bank. “Ik ben moe, ik doe het niet meer”, zegt ze wanneer ze hoort wat er nu weer gebeurd is en ze beveelt Preach om “de riem” te halen. Maar in de korte tijd die hij nodig heeft om terug te komen, is zijn moeder in slaap gevallen, te moe om haar zoon nog te straffen. Als er één scène is waaraan we in De libi een ode wilden brengen, is het deze, omdat ze op zo’n pijnlijke en ontroerende manier context geeft aan de thuissituatie van het hoofdpersonage.

Jongeren “hangen” op straat omdat er thuis vaak, naast een tekort aan leefruimte, geen stabiele basis is: ouders moeten al hun energie steken in het financieel overeind houden van het gezin. Combineer dat met de natuurlijke drang van jongeren om grenzen te verkennen en te overschrijden en we zijn terug bij Femke Halsema: we moeten inderdaad met veel meer empathie naar onze jongeren kijken, en dan vooral naar jongeren wie het leven nooit is komen aanwaaien.

Geschreven door Shady El-Hamus