Cry Freedom
Het boodschappers-syndroom
Cry Freedom is na Gandhi de tweede grote spektakelfilm van Sir Richard Attenborough waarin het leven van een grote strijder voor mensenrechten, revolutionair leider, vrijheidsstrijder enzovoort op epische wijze herleeft. Hoewel het leven van Steve Biko minder heroïsche aanknopingspunten biedt dan dat van Mahatma Gandhi, was te verwachten dat Cry Freedom toch hagiografische trekken zou krijgen, met als gloeiend middelpunt de charismatische strijder en martelaar Steve Biko. Biko heeft inderdaad Messiaanse proporties gekregen in Attenboroughs visie. Hij is tenslotte de held in een dure speelfilm, dus een bescheiden presentatie zou een gemiste kans betekenen.
Denzel Washington – bekend als dokter uit de ziekenhuisserie St. Elsewhere – is indrukwekkend genoeg om het personage van Biko het nodige gewicht te geven. Washington werd vorige maand genomineerd voor een Oscar. Zeer terecht, maar het zal bij mensen die de film niet gezien hebben, die in hun verwachtingen afgaan op het soort film dat Gandhi was en die de betekenis van Steve Biko in de recente geschiedenis van Zuid-Afrika kennen enige verbazing wekken dat hij genomineerd werd in de sector Best Supporting Actor. Een supporting actor is dan weliswaar meer dan een bijrolspeler, er loopt voor de leden van de Academy of Motion Pictures een duidelijke grens tussen hoofdrollen en ondersteunende rollen. En het personage van Biko in Cry Freedom is zo’n ondersteunende rol.
Daarmee is al aangegeven waarop de kritiek op Cry Freedom zich vooral richt. Hoewel Cry Freedom aangekondigd werd als een film over de vriendschap tussen Steve Biko en de blanke journalist Donald Woods, en hoewel nadrukkelijk werd gesteld dat de twee boeken die Woods over Biko schreef als uitgangspunt voor de film zouden dienen, werd toch de verwachting gewekt dat Cry Freedom een biografische film over Steve Biko zou worden. Dat is het dus beslist niet.
Attenboroughs uitgangspunten zijn echter volkomen legitiem. Hij introduceert twee personages aan weerszijde van een schijnbaar onneembare barrière en laat zien wat er gebeurt als de één begrip voor de ander krijgt.
Donald Woods (Kevin Kline) is hoofdredacteur van een liberaal dagblad. Hij heeft het idee met kritische artikelen werkelijk iets voor zijn zwarte medemens te doen. Totdat hij Bantu Stephen Biko ontmoet. De zwarte medicijnenstudent en medeoprichter van de Black Consciousness Movement is trots, moedig en overtuigend. De vriendschap met Biko betekent een ommekeer in het leven van Woods. Veel krijgen we echter niet te zien van Biko. In een heel mooie scène spreekt hij een publiek toe, terwijl er als alibi voor de bijeenkomst een voetbalwedstrijd wordt gespeeld. Maar voor het overige lijdt Cry Freedom aan het boodschappers-syndroom: we horen van anderen hoeveel Biko betekent voor de strijd, mensen roepen “black is beautiful” en “gerechtigheid zal geschieden”. Als we niet op de hoogte waren van Biko’s faam, zou zijn grootheid door Cry Freedom niet worden aangetoond. Temeer daar hij halverwege uit de film verdwijnt. Officieel heette hij te zijn gestorven na een hongerstaking. In werkelijkheid is hij in de loop van een week kapotgeslagen en toen hij op aandringen van een arts naar een hospitaal gebracht moest worden, overleefde hij de rit van 1500 kilometer in een aanhangwagen natuurlijk niet.
Vanaf de dood van Biko richt Cry Freedom zich op Donald Woods, die inmiddels ook banned is en voor wie de grond te heet onder de voeten wordt. Eerst concentreert de film zich nog op Woods’ verbeten pogingen de ware doodsoorzaak van Biko aan het licht te krijgen, daarna op zijn pogingen om met een verboden manuscript het land uit te komen. Attenborough besteedt overdreven veel aandacht aan zijn nachtelijke vlucht naar Lesotho, aan de voorbereidingen van zijn familie om hem achterna te komen en aan hun gelukkige hereniging. Met grote vaardigheid tekent Attenborough huiselijke tafereeltjes, zoals het feitelijke vertrek van vrouw en kinderen, waarbij hond en huishoudster (zwart natuurlijk) in de waan moeten blijven dat het gezin een dagje naar het strand gaat. Het is duidelijk dat Attenborough hier even zijn strijdvaardigheid en engagement heeft laten varen om er zorg voor te dragen dat Cry Freedom ook aantrekkelijk wordt voor een publiek dat niet zo’n boodschap heeft aan de politieke achtergrond, maar de oorlogssituatie in Zuid-Afrika net zo ziet als wij de Tweede Wereldoorlog hier: een décor met drama-garantie.
Het feit dat het om een spannende speelfilm gaat, neemt een beetje de aandacht weg van het gegeven dat de helft van de film de radicalisering van het blanke liberalisme laat zien. Alleen een soortgenoot, een blanke die zichzelf voor heel ruimdenkend houdt, kan een lotsverbintenis (laten) zien tussen de strijd van de zwarten en de luxe-problemen van blanken. Biko en Woods worden als grote vrienden geportretteerd, Woods is een van de weinige blanken op de begrafenis van Biko, Woods opent de doofpot, Woods waagt zijn leven om een manuscript het land uit te krijgen. Alsof de uitgave van dat boek de wereld veranderen zal. Het is bovendien nog maar helemaal de vraag of Biko en Woods wel van die dikke vrienden waren. Biko was veel te radicaal om een vriendschap aan te gaan met een blanke. Van hem komt de les dat de zwarten zichzelf moeten bevrijden en dat blanken, hoe liberaal ook, nooit een bondgenoot in de strijd voor een zwart Zuid-Afrika kunnen zijn.
Niet veel politieke actievelingen zullen Attenborough vergeven dat hij zijn eigen blanke liberalisme zijn solidariteit laat domineren. Een werkelijk ‘nuttige’ politieke film heeft hij niet gemaakt. Over het ANC en Mandela geen woord. Cry Freedom is weliswaar bij vlagen indrukwekkend en sommige scènes zijn schokkend, maar op zich niet nieuw voor wie weleens naar het Journaal kijkt. Op publicitair niveau werkt Cry Freedom wel als ‘strijdmiddel’. Op het ogenblik is nog altijd onduidelijk of de film in Zuid-Afrika zelf vertoond mag worden. Na een aanvankelijke toezegging, volgde een verbod op de reclame-affiches omdat daarop Donald Woods, nog altijd een banned person, geciteerd werd. Inmiddels zijn er weer nieuwe maatregelen afgekondigd en is een uitbreng in Zuid-Afrika wel heel onwaarschijnlijk geworden. Attenborough haalt met deze kwestie regelmatig de krant, en dat kan geen kwaad. Als de aandacht maar gevestigd blijft op de terreur van dat handjevol Piks en Stoffels van Nederlands-nazistische komaf.