Typecasting van gecancelde acteurs

Schandalen in de schijnwerpers

Jeanne du Barry

Gecancelde acteurs keren terug in rollen die hun publieke val spiegelen. Wat zegt deze trend over hoe we omgaan met schandalen?

In 2020 werd Shia LaBeouf door zijn ex-vriendin, zanger FKA Twigs, beschuldigd van seksueel, verbaal en fysiek geweld. LaBeouf ontkende de beschuldigingen niet en verklaarde dat hij “veel mensen pijn had gedaan”.

Datzelfde jaar noemde fervent Trump-supporter Jon Voight de Amerikaanse president Joe Biden de duivel en beweerde hij dat Biden de verkiezingen van Trump had gestolen. Nu delen ze het witte doek in Megalopolis (2024), de nieuwste film van Francis Ford Coppola.

Beide acteurs werden ‘gecanceld’, publiekelijk bekritiseerd en afgewezen door grote groepen mensen. Op het eerste gezicht lijken hun nieuwe rollen dan ook een poging tot rehabilitatie. Toch laten die rollen weinig ruimte voor reflectie of verlossing. LaBeouf speelt een gewelddadige fascist die dood wordt geslagen door zijn eigen supporters; Voights stinkend rijke bankier is een haast Trumpiaanse karikatuur. Hun personages bieden geen afleiding van hun schandalen, maar zijn juist een theatrale verlenging van hun controversiële verleden.

LaBoeuf en Voight zijn niet de enigen van wie het controversiële verleden in hun acteerwerk doorschemert. Steeds meer gecancelde acteurs worden tegenwoordig gecast in rollen die hun publieke val spiegelen, bespotten of exploiteren. Zo speelt Kevin Spacey de duivel in de aankomende Italiaanse film The Contract, een haast obscene knipoog naar zijn publieke imago dat ontstond nadat hij in 2017 door meerdere mannen van seksueel misbruik beschuldigd werd.

Raphaël Quenard (rechts) in Le deuxième acte

Johnny Depp keerde na zijn rechtszaak over huiselijk geweld terug op het witte doek als de omstreden koning Louis XV in Maïwenns Jeanne du Barry (2023) – een comeback die in de film zelf wordt weerspiegeld door gefluister en gestaar wanneer hij eindelijk op beeld verschijnt. En Raphaël Quenard speelt in Le deuxième acte (2024) een acteur die valselijk wordt beschuldigd van verkrachting, een veelzeggend commentaar op de geruchten over seksueel wangedrag in zijn eigen leven.

Als de scheiding tussen kunst en kunstenaar ooit een leidend argument was voor het casten van, en het kijken naar, gecancelde acteurs, lijkt er met deze vorm van typecasting een nieuwe fase van de cancelcultuur te zijn aangebroken. Het oude credo dat je iemands werk kunt waarderen zonder de persoon zelf te steunen, wordt nu haast op zijn kop gezet: gecancelde acteurs worden niet gecast ondanks hun verleden, maar juist vanwege dat verleden.

Dit soort castingkeuzes reflecteren een bredere tendens waarin kunst en moraal steeds meer met elkaar verweven raken. Eén waarin controverses geen obstakels meer zijn voor het succes van een film, maar juist worden gebruikt als marketingtool. Wat betekent het als acteurs door hun eigen geschiedenis de verhalen in hun films als het ware belichamen?

Shia LaBoeuf (rechts) in Megalopolis

Mechanismen van cancelcultuur
Het is deze ontwikkeling die ik hier wil onderzoeken. Niet om te bepalen of het ‘geoorloofd’ is om naar films als Megalopolis te kijken, maar om te begrijpen wat dit ons vertelt over de diepere mechanismen van cancelcultuur. Want hoe vaak de discussie ook lijkt te draaien om de vraag of het terecht is dat iemand gecanceld wordt, de kern van cancelcultuur ligt niet in de verdiensten of tekortkomingen van individuele gevallen, maar in hoe we als samenleving reageren op morele transgressies.

Cancelcultuur lijkt vaak een ongrijpbaar fenomeen, omdat ze zich richt op een breed scala aan ‘overtreders’ – van mensen die lang geleden iets problematisch hebben gezegd tot mensen die daadwerkelijk misdrijven hebben begaan – wat bijdraagt aan de verwarring over wat ‘cancelen’ nu precies inhoudt. Wat deze verschillende gevallen verbindt, is niet de aard van de overtredingen, maar het maatschappelijke antwoord: de publieke verontwaardiging, de backlash, de roep om boycots en boetedoening.

En juist dit maakt de inzet van gecancelde acteurs in controversiële rollen zo interessant. Wat zegt het bijvoorbeeld wanneer Shia LaBeouf een gewelddadige fascist speelt? Is het een kritisch commentaar, ironische zelfreflectie of een uitgekiende zet om zijn terugkeer in Hollywood te vergemakkelijken?

De meta-casting van Coppola
Coppola verklaarde dat hij met LaBeouf en Voight werkte omdat hij niet wilde dat Megalopolis als ‘woke’ zou worden bestempeld. Tegelijkertijd koos hij ook voor acteurs met een uitgesproken progressief imago om het tegenovergestelde etiket te vermijden. Het lijkt een tweeledige strategie te zijn, die de film in een soort moreel en politiek niemandsland plaatst. Geeft dit blijk van de complexiteit van onze tijdgeest of is het simpelweg een manier om verantwoordelijkheid te ontwijken door te weigeren stelling te nemen?

Het lijkt dat laatste. De meta-casting in Coppola’s film speelt misschien met de kruising tussen kunst en moraal, maar het hyper-ironische antwoord op het debat rond cancelcultuur is tegelijk een weigering hier zelf een positie in te nemen. Voights aanhangers kunnen naar Megalopolis kijken, blij dat hij op het grote doek te zien is; zijn critici kunnen eveneens naar hem kijken, blij dat de film zijn politieke standpunten lijkt te bekritiseren.

We leven in een tijd waarin morele smetteloosheid wordt geëist, niet alleen van individuen, maar ook van de instituten waar zij deel van uitmaken. Dit lijkt aan te sluiten bij een heropleving van een puriteinse moraal, waarin een enkele misstap iemand voorgoed tot zondaar maakt en wie zondigt, moet worden verbannen. Het casten van gecancelde acteurs in rollen die hun schandaal weerspiegelen, lijkt dit proces op het eerste gezicht te doorbreken. De acteurs worden in dit geval immers gecast vanwege hun misstappen.

Maar is dit geen deel van hetzelfde proces? In beide gevallen wordt iemand gedefinieerd door zijn daden. Cancelen wordt hier niet tegengegaan, maar teruggebracht tot zijn eigenlijke doel: een manier om iemand als onherroepelijk slecht weg te zetten. Wanneer we LaBeouf zien als een gewelddadige fascist of Voight in een rol die aansluit bij zijn omstreden imago, kijken we niet slechts naar een fictief personage, maar zien we hun problematische verleden er continu doorheen schijnen. Het is alsof die fouten onlosmakelijk verbonden zijn met hun identiteit – iets wat ze zelfs in hun acteerwerk niet kunnen overstijgen. Het is die impliciete herkenning die meta-casting zo overtuigend, maar ook zo ongemakkelijk maakt.

Verantwoordelijkheid of sensatie?
Het doet denken aan wat Jean-Paul Sartre beschreef als kwade trouw: het ontkennen van feitelijkheid of van vrijheid, om verantwoordelijkheid te vermijden. Als je je feitelijkheid ontkent, ontken je wat je gegeven is of wat er al gebeurd is. Als je je vrijheid ontkent, ontken je dat je vrij bent om met je feitelijkheid om te gaan hoe je wil. De eerste vorm van verantwoordelijkheidsontduiking zegt: “Ik ben niet mijn daden”, de tweede stelt: “Ik ben gewoon een slecht mens, ik kan er niets aan doen.”

Wanneer we zeggen: “Het zijn slechts acteurs die rollen spelen”, ontkennen we dus de feitelijkheid van hun verleden. Wanneer we hen casten in rollen die hun misstappen expliciet weerspiegelen, lijken we hun vrijheid om te veranderen te ontkennen door te stellen dat “ze nou eenmaal slechte mensen zijn”.

Beide vermijden een diepere reflectie. Wat deze praktijk blootlegt, is hoe cancelcultuur zich vooral richt op individuele misstappen, terwijl de bredere structuren die deze misstappen mogelijk maken, buiten schot blijven. In plaats van kijken naar de systemen die deze schandalen veroorzaken, wordt er vooral gefocust op de zonden van individuen, die vervolgens worden geconsumeerd als spektakel in de vorm van artikelen, filmpjes en nu dus ook films die hun problematische verleden tot iets smeuïgs maken.

Deze films lijken mee te bewegen met een bredere trend in de filmindustrie, waarin controversiële thema’s steeds vaker worden ingezet om aandacht te genereren. In een tijdperk van streamingdiensten en sociale media, fungeert maatschappelijke verontwaardiging namelijk niet alleen als inspiratiebron, maar ook als marketingstrategie.

Wat we daarom bijna nooit zien, is een werkelijke vorm van rehabilitatie. Verandering – een proces dat begint met het nemen van verantwoordelijkheid – is in dit systeem bijna onmogelijk. In plaats daarvan worden excuses vaak paniekerig geformuleerd door PR-teams en dienen ze vooral om backlash af te wenden.

Deze nieuwe vorm van meta-casting lijkt iets fundamenteels van de huidige tijdgeest te raken. Wat we zien in Megalopolis, Le deuxième acte en vergelijkbare films, is een soort spiegel die de maatschappelijke afwijzing van gecancelde acteurs terugkaatst. Dit soort films maken gretig gebruik van de verontwaardiging die hun acteurs omringt, maar draagt dit bij aan de reflectie op hun daden of blijven we als kijker juist op afstand van de morele vraagstukken? Want als we een film als Megalopolis bekijken, consumeren we dan niet in feite de schandalen van LaBeouf en Voight als entertainment?

Misschien is dat wel het ongemakkelijkste aspect van deze ontwikkeling: de manier waarop het publiek, bewust of onbewust, medeplichtig wordt gemaakt. Door de schandalen van gecancelde sterren in deze films tot ons te nemen, dragen we immers bij aan een cyclus waarin misstappen worden uitgebuit, maar nooit werkelijk worden aangepakt.