Scenaristen Jolein Laarman en Helena van der Meulen

Zonder risico haal je nooit een negen

  • Datum 26-04-2012
  • Auteur
  • Deel dit artikel

Jolein Laarman (l.) en Helena van der Meulen (foto Bram Belloni)

Fijn al die aandacht voor filmregisseurs, maar zonder scripts zouden zij werkloos thuis zitten. Hoog tijd om de twee schrijvende hofleveranciers van de Nederlandse artfilm achter hun computer vandaan te slepen. Helena van der Meulen en Jolein Laarman over het werk achter de schermen.

Bij even doordenken is het nogal curieus: regisseurs die door journalisten over hun film worden doorgezaagd, terwijl ze het scenario niet  hebben geschreven. Het gebeurt vaker dan u denkt, want de auteurtheorie, het credo dat stelt dat de regisseur de ware schepper van een film is, is heilig. Dus gingen alle filmjournalisten — ook ik — vorige maand regisseur Sacha Polak interviewen over haar debuutfilm Hemel. Ze moest vragen beantwoorden over zaken die Hemel-scenarist Helena van der Meulen had verzonnen. Zoals het basisidee van de film: een tiener die ronddoolt in de wereld van lege seks. Polak kon er prima over praten, omdat ze had meegedacht over het scenario, maar toch is het vreemd dat journalisten niet op de scenariste afstapten. Bij Jolein Laarman ligt het een tikkeltje anders, omdat zij haar scripts vaak samen met de regisseur schrijft. Maar ook in haar geval is het vreemd dat we uit interviews wel weten wat Mijke de Jong van eenzame pubermeisjes (Het zusje van Katia) en Boudewijn Koole van eenzame jongetjes (Kauwboy) vindt, maar niet wat Laarman, de belangrijkste schrijver van deze scripts, denkt. Mijke de Jong is ook voor Van der Meulen geen vreemde, want zij schreef de scenario’s van De Jongs Bluebird en Joy. Voor die laatste film kreeg ze het Gouden Kalf voor beste script. Laarman heeft een  Gouden Kalf voor Het zusje van Katia, dat ze deelt met coscenarist Jan Eilander. Volgt u het nog? Om het nog wat ingewikkelder te maken: Laarman schrijft niet alleen scripts, maar is ook Mijke de Jongs vaste production designer.

Wat een rotberoep, scenarist! Regisseurs krijgen alle aandacht, terwijl degenen die hun films verzinnen in de schaduw staan. Frustrerend? Laarman: "Ik wind me er niet over op. Het is nu eenmaal zo. Het is een egodingetje. Het is sowieso goed om je ego een beetje te dresseren in het leven."
Van der Meulen: "Het is begrijpelijk want een scenario is onzichtbaar, maar ik vind het wel belangrijk. Schrijvers horen de credits te krijg die in overeenstemming zijn met hun bijdrage. Dat lijkt een egoding, maar is het niet. Ik wil anderen niets afnemen, maar krijgen waarop ik recht heb."
Laarman: "Het scenario is in Nederland een ondergesneeuwd kindje. Daar maak ik me meer zorgen over dan over mijn credits. Er moet veel meer aandacht komen voor de ontwikkeling van films."

Wat gaat er mis? Laarman: "Het moet geen zeurverhaal worden, maar er wordt te makkelijk gedacht over het maken van een film. Negentig minuten is best lang en alles moet daarin kloppen. De karakters moeten wortels krijgen en authentiek zijn. De film moet urgentie hebben. Het is een enorm gepuzzel. Als iets niet klopt in het scenario, krijg je het uitvergroot terug in de film."
Van der Meulen: "Het belang van het scenario wordt nog steeds onvoldoende begrepen. Scenaristen weten beter dan wie ook dat een regisseur een film maakt of breekt, maar het omgekeerde geldt ook: een regisseur kan geen goede film maken zonder een goed scenario. Men denkt dat filmmaken begint op de eerste dag op de set, maar het begint bij de eerste witte pagina bij het schrijven van het scenario."

Dat is toch een open deur? Van der Meulen: "Voor jou misschien, maar in de praktijk niet. Er heerst een cultuur dat het pas begint met de regisseur op de set."
Laarman: "Men verwacht dat als bijvoorbeeld Mijke de Jong het regisseert het wel in orde komt. Dat is niet goed, want dan zadel je haar met lastig werk op."

Zijn jullie tevreden over de verfilmingen van jullie scenario’s? Laarman: "Eh, over het algemeen genomen wel."

Dat klinkt nogal vaag. Laarman: "Inderdaad, maar ik huiver  om te zeggen dat die of die regisseur het fout heeft gedaan. Regisseren is zo’n ander vak. Natuurlijk gaat het wel eens mis. Dan zag ik een valkuil in een verhaal en praatte erover met de regisseur, waarna hij er vervolgens toch inliep. Het is naar als je scenario niet uit de verf komt."
Van der Meulen: "Ik heb weinig te klagen, want ik zoek mijn regisseurs zelf uit. Wat niet voorkomt dat ik soms aangenaam — jeetje wat mooi! — verrast word, en soms ongelukkig ben. Als dat laatste gebeurt, is er al eerder iets mis gegaan in de communicatie. Ik kan alleen maar werken op basis van gelijkwaardigheid met de regisseur. En we moeten dezelfde film voor ogen hebben. Bij het schrijven heb ik dezelfde functie als hij of zij op de set: ideeën zijn welkom, maar ik beslis."

Houden jullie tijdens het schrijven rekening met geld? Laarman: "Ik denk er niet constant aan, maar ik wil wel dat mijn scenario’s financierbaar zijn. Ik zal niet snel iemand van Zuid-Afrika naar Parijs laten achtervolgen en weer terug laten gaan. Als het niet financierbaar is, heeft dat geen zin."
Van der Meulen: "Ik denk nooit aan geld bij het schrijven. Daar zijn anderen voor. Ik ga mezelf niet inperken."
Laarman: "Dat vind ik een beetje onzin. Je kunt zeggen dat je je niet laat inperken, maar het is zinloos om dingen te verzinnen waarvan je weet dat ze niet gemaakt zullen worden."
Van der Meulen: "Een producent moet me daar maar op wijzen. Ik schrijf eerst alles wat ik wil."

Heb jullie een voorbeeld van zaken in het script die sneuvelden? Van der Meulen: "Hemel zou zich afspelen over vier seizoenen, maar het werd te duur om vier keer met cast en crew gespreid door het jaar te draaien. Ik vertrouwde erop dat de regisseur en de producent het verloop van de seizoenen op een andere manier invoelbaar zouden maken. Zo niet: jammer dan, maar ik ga niet van tevoren al denken dat vier seizoenen onhaalbaar zijn. Schrijven is de enige fase waarin alles nog kan, daarna wordt het alleen maar minder."

Hoe komt het dat de Nederlandse artfilm zo weinig publiek trekt? Gemiddeld drieduizend bezoekers is schrikbarende weinig. Van der Meulen: "Ik begrijp het niet, want er is wel degelijk een potentieel publiek. Kijk maar naar het filmfestival in Rotterdam."
Laarman: "Ik kan er wel om huilen."

Misschien zijn Nederlandse artfilms niet goed genoeg. Van der Meulen: "Wij doen niet onder voor de buitenlandse artfilm. Als ik een obscure artfilm uit Kazachstan zie denk ik dat wij even goed of beter zijn.
Laarman: "Dat denk ik ook. We doen het ook goed op buitenlandse festivals. Kauwboy won in Berlijn de prijs voor beste jeugdfilm én voor beste debuut. Marco (van Geffen) won met Onder ons twee prijzen op het festival van Locarno. Het script van zijn tweede film In jouw naam is geselecteerd voor L’Atelier (een ontmoetingsplek voor financiers en filmmakers) in Cannes. Best prestigieus want iedereen wil daar zijn scenario hebben. Het aanbod is gigantisch en er worden er maar vijftien uitgekozen."
Van der Meulen: "Hemel draaide ook in Berlijn. Dat is niet omdat de film niet goed genoeg is."

Waarom gaan jullie films vaak over in zichzelf gekeerde meisjes en vrouwen? Van der Meulen: "Over personages met wie alles goed gaat, heb ik niet veel te vertellen. Het gaat erom of het een mooie film is of niet. En veel mensen vinden Hemel ook geestig, maar dat lees je niet in de recensies."
Laarman: "Ik denk echt niet: ha, laten we weer eens lekker iets sombers gaan schrijven. Zo werkt het niet. Maar als je naar de binnenkant van iemand kijkt… Ik wil niet zeggen dat het een tranendal is, maar als we eerlijk zijn…"
Van der Meulen: "Ken jij buitenlandse artfilms waarvan je zegt: wat een dijenkletser? Dat brengt het genre met zich mee, hoewel ik nu met Sacha (Polak) in het kader van De Oversteek (het project om jaarlijks drie jonge filmmakers een speelfilm te laten maken) bezig ben met een romantische komedie. Allebei vinden we The Future van Miranda July supergrappig. Zoiets willen wij ook proberen. Maar men vindt het idee nogal licht."

Mogen artfilms niet licht zijn? Van der Meulen: "Ze moeten wel ergens over gaan."

Dat is iets anders dan somber. Laarman: "Als ik schrijf, denk ik niet dat als ik naar rechts ga het een dijenkletser wordt en naar links een sombere film. Het verhaal gaat zoals het gaat. Wat je misschien wel kunt zeggen is dat het verhaal niet hermetisch moet zijn. Soms moet je het een beetje opentrekken, maar dat is iets anders dan het humoristischer maken."
Van der Meulen: "Niet één van mijn scenario’s is hermetisch en dat geldt volgens mij ook voor de scripts van Jolein."

Hoe komt het dat de Nederlandse artfilm Nothing Personal drie jaar geleden met zestigduizend bezoekers wel succesvol was? Van der Meulen: "Het is een kwestie van imago. Omdat Nothing Personal Engels gesproken is, denken mensen dat hij een buitenlandse artfilm is." Lachend: "Misschien moeten we geen Nederlands gesproken artfilms meer maken. Dan is het probleem opgelost."
Laarman: "Je kunt het niet echt verklaren. Het is net als met muziek. Waarom wordt iets een hit? Soms hangt het in de lucht."

Misschien missen veel Nederlandse artfilms het gevoel van urgentie en compromisloosheid dat Nothing Personal uitstraalt. Van der Meulen: "Je kunt er moeilijk een vinger op leggen, maar er zijn altijd krachten die naar het gemiddelde duwen. Die het script afzwakken. De scherpe randjes er  afschuren."
Laarman: "Doe maar rustig aan en gewoon. Ja, soms voel ik dat wel. Je kunt het niet precies aanwijzen, want men zegt niet dat iets niet mag. Men trekt en duwt en beetje. Stampt wat aan. En soms heb ik zelf ook zoiets van: natuurlijk, zo is het beter."
Van der Meulen: "Als je daaraan toegeeft zit je voor je het weet  op een zesje of een zeventje, terwijl je voor een acht of een negen wilt gaan, met het risico dat het een twee wordt. Als je dat risico niet neemt haal je nooit die negen."
Laarman: "Ja, de angst voor een twee zit diep."
Van der Meulen: "Hemel was een uitzondering, maar men houdt hier niet van waagstukken. Bela Tarrs Turin Horse zou in Nederland er nooit doorkomen."
Laarman: "Dat denk ik ook niet."

Jos van der Burg