Ongezien gezien: Bambi

Bambi, de musical

Bambi

Je kent ze wel, van die klassiekers die je eigenlijk had moeten zien, maar het kwam er niet van, of je had er niet zo’n zin in, en voor je het wist dacht je dat je ze al gezien had. In een reeks artikelen onderzoekt de Filmkrant de ‘guilty omissions’ van filmliefhebbers. Deze maand: Bambi.

“Ik haat animatie.” Op het moment dat Lars von Trier in zijn nieuwste film The Five Obstructions (2003) zijn afkeer van animatiefilms verwoordt en daarbij een heel vies gezicht trekt, schiet ik in de lach. Er bekruipt me zelfs een gevoel van bevrijding. Ha, zo pontificaal heb ik het, geloof ik, nog nooit iemand horen zeggen, zeker geen filmmaker. De kwelling die Von Trier zich vervolgens aandoet, door collega-regisseur Jorgen Leth met een animatie-opdracht op pad te sturen, is goed voelbaar.

The Five Obstructions

Het resultaat, een geanimeerde versie van Leths eerste film Det perfekte menneske oftewel The Perfect Human (1967), valt mee. De reden: het animatiefilmpje is gemaakt door Bob Sabiston, het brein achter Richard Linklaters Waking Life (2001), waarvoor digitale video-opnamen van acteurs Wiley Wiggins, Ethan Hawke en Julie Delpy na de montage volledig werden geanimeerd. Sabiston is dus geen animatiefilmer pur sang. Hij combineert het ‘ouderwetse’ fotografische beeld met de nieuwste digitale tekentechnieken en creëert zo een bizarre droomstructuur die, in Linklaters geval, nauw aansluit bij de ambitie om een replica van de menselijke geest te maken, niet alleen in wakende maar ook in slapende toestand.

Met ‘geanimeerde live-action’, zoals je het ingewikkelde en tijdrovende rotoscope-proces ook zou kunnen noemen, valt dus te leven. Maar waarom eigenlijk? Waarom bevalt dat beter dan gewone animatie? Verveel ik me misschien snel in een wereld waarin alles mogelijk is, waarin geen zwaartekracht meer heerst? Stripboeken heb ik verslonden. Vliegende draken, rode planeten, hoe fantastischer hoe beter, maar dan altijd met de Kijk binnen handbereik.

Of is het misschien dat ik een nette initiatie in de film, aan de hand van het Disney-ritueel, gewoon niet heb gekend? Ik heb goede herinneringen aan Barbapapa (1973) en Calimero (1974) en Duitse tv-klassiekers als Das Sandmännchen en Die Sendung mit der Maus, maar meer dan nostalgie is het geloof ik niet. Tussen de poffertjes door heb ik gedanst met Tony en gezongen met Maria, maar aan het slot van West Side Story (1961) hoefde ik geen poffertjes meer. Ik kon niet meer slikken. Van musicals ben ik wél gaan houden.

Pure horror
Bambi dus, de grote Disney-klassieker uit 1942. Nooit gezien, wel veel over gehoord. Vrolijk is de anekdote over de Amerikaanse filmcriticus Jonathan Rosenbaum, waarin hij antwoord geeft op een klassieke vraag. Als hij een keer seks mag hebben met een filmpersonage naar keuze, wie wordt het dan? Jawel, Bambi. En nog niet zo lang geleden, in een interview met Harry Peters ter gelegenheid van zijn afscheid als Cinekid-programmeur, speelde het hert opnieuw de hoofdrol. “Bambi? Dat is pure horror!” Zo keek Peters dus terug op zijn eerste bioscoopervaring, begin jaren vijftig. Peters, gepokt en gemazeld in jeugdfilms, noemde Bambi zelfs “het ergste wat je als kind kan overkomen, een film voor mensen die al een heel leven achter de rug hebben, en zeker niet geschikt voor kinderen van alle leeftijden”. Ik durfde het bijna niet te vragen, maar vroeg het toch: “Waarom dan?” Even was er een stilte, waarna Peters bijna extatisch liet volgen: “Bambi’s moeder gaat dood!”

Bambi

De lichtjes in de ogen van de videotheekmedewerkster, die me na lang zoeken een import-video van Bambi aanreikt, spreken ook boekdelen. Het hert op de kleurige cover ken ik wel. Grote bruine ogen, een vlindertje op de staart. Een klassiek beeld, behorend bij een film die ik niet ken, ‘acknowledged for generations as one of Disney’s greatest animated classics’.

En ja, ik moet bekennen, Bambi ís vertederend, zoals elke bambino. Wie een jonge, onderzoekende kat wel eens in zijn eerste sneeuw heeft zien springen of in zijn eerste boom heeft zien klauteren, ziet ook hoe goed de tekenploeg zijn werk heeft gedaan. De manier waarop Bambi door zijn knieën zakt, over zijn poten struikelt, is treffend, al moet ik erg wennen aan het idee dat het ‘zijn’ knieën en ‘zijn’ poten zijn. Ik heb altijd gedacht dat Bambi een meisje was.

En het moment waarop Bambi zijn moeder verliest, ís huiveringwekkend. Het bos is grijs, het sneeuwt dikke vlokken, en dan is er plotseling het schot van een onzichtbare jager. Het is een frapperend moment, want om een échte man te worden moet Bambi dus letterlijk zijn moeder verliezen. Zou Felix Salten, de Weense schrijver van Bambi, Ein Leben im Walde (1923/1926) zijn licht soms hebben opgestoken bij tijd- en stadsgenoot Sigmund Freud?

Abstractie
De uitgebeelde levenscyclus, met al zijn vertederende, huiveringwekkende en vrolijke momenten, is uiteindelijk een beetje zoals verwacht. Wat Bambi echt bijzonder maakt is de dromerige abstractie die in hedendaagse tekenfilms (of liever: computeranimaties) ver te zoeken is. Het verbaasde me wel dat ik niet gewoon een Nederlands ondertitelde versie van Bambi in handen kreeg, maar het verhaal over de volwassenwording van het jonge hert wordt zo beeldend en muzikaal verteld, dat de dialogen (volgens een ijverige teller zijn er slechts negenhonderd woorden in het geding) eigenlijk ook best onvertaald kunnen blijven.

Begrip komt niet voort uit de dialoog, maar uit het gebruik van fluit of trompet. De liedjes, de volle orkestraties en de intonaties in de typische jarenveertigstemmen geven kleur, vorm en ritme aan het verhaal. Een ballet van regendruppels paart Bambi aan Gene Kelly, dansend in de regen. ‘Bambi, de musical’, misschien dat zelfs Lars von Trier ervoor zou vallen.